Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 80] De toekomst * Stem: Wij zien een wereld waar het hart bij breekt. Zij schijnt ons werk'lijk, als door toverij. Maar Wie zijt Gij, die zo ontstellend spreekt? Maar Wie zijt Gij, Gebieder? Wie zijt Gij? Tegenstem: O, antwoord waar men lang vergeefs naar vroeg! Begin uzelf te vragen: wat ben ik? Hij leeft in mij! Die vreugde zij genoeg. Hier is Hij. Deze plaats. Dit ogenblik. Koor: Wat wij van God en God alleen ervoeren, Dit was geen bijgeloof, dit was geen waan. De waarheid zal ook 't verst geslacht ontroeren: De dag breekt weder door de nevels aan. Doorvoel de stralen die de Kern ontwelden, De vrijheidsdrang, die 't bijgeloof genas, De zekerheid, die duizend zieners meldden, En zeg: ook dit vervliegt! ook dit wordt as! Eens deelt ons aardrijk 't lot van ongetelden, Ook deze zon zal tonen wat hij was - Maar kan 't besef dier duizend vrijheidshelden Verdwijnen, als een dwaallicht in 't moeras? [p. 81] Tegenstem: Eens 't geluk! Gij zult genezen, Bloem, die 't hart uit as verheft! Eens de dag! Wie hem kan vrezen Heeft het Wezen slecht beseft. Eens 't geluk! Gij zult ontkomen Aan de kolk verward geluid! Na de droom: de Droom-der-dromen; - Arend, sla uw vleugels uit! Koor: Hij zal zich steeds en weder openbaren - Geen mens, geen kerk die ooit Gods Grootheid leert. Gij zult Hem zelf en in uzelf ervaren: De Ziel van 't zijn wordt in de ziel vereerd. Stem: De mens ontaardt; zijn God en zijn geweten Ontvlucht hij, blind en doof. De mens ontaardt: hij smeedt zijn eigen keten Van 't zwartste bijgeloof. De mens ontaardt: met haten en benijden Verliest hij vreugd en vree. Zijn kerker breekt, hij meent zich te bevrijden, Maar sleept zijn boeien mee. [p. 82] Koor: De kusten klotsen van vergeefs verlangen, De stormvloed springt vergeefs van kaap tot kaap, Tot weer de deining met verzwakte zangen De doden van de voortijd sust in slaap. De zonnen vieren wild hun zegepralen, Zij juichen, maar de leegte galmt: Verga! 't Verderf, 't verderf zal allen achterhalen - Toch jagen wij verrukt een toekomst na. Zo dagen achter dagen achter dagen, En jaar aan jaar, en eeuw aan eeuw aan eeuw. O, massa's, opgelaaid als hartstochtsvlagen! O, vuur! O wereldnacht! O hete sneeuw! Tegenkoor: Gevaarten, waar de waanzinsbrand om flakkert! En bollen waar de bollenstroom om kolkt! En levens, door de lichtstorm aangewakkerd! O troost uit Hem, die 't ijzig Niets bevolkt! Ook hier, waar bergen zich onmachtig heffen, Hier, waar de vlakte zich ten afgrond strekt, Waar golven, groen en grauw, de stranden treffen, Hier broedt een drang, die stellig wordt gewekt. [p. 83] Hij zal zichzelf en in uzelf bewijzen; Wij tasten weer met volste zekerheid, Wanneer de golven der ontroering rijzen, Wanneer 't besef zich als een brand verbreidt. Wanneer de hoop de twijfel zal beschamen, Wanneer in vrijheid elk voor zich beslist - Wanneer d'in 't stof geschreven afgodsnamen, Zijn dienst onterend, worden uitgewist. Vorige Volgende