zelf zoo piepjong
niet, maar schoon hij een eind over de zestig is, ziet hij er uit en doet hij
als een die nauwlijks vijftig is. Ik ben veel ouder in mijne idees dan hij!
Heere, hij is noch naief soms. Wat mevrouw v. B. aangaat, dat heb je nu eens
glad mis; - maar gij vrouwen maakt altijd plannetjes voor ons geluk! Geen
haar van mijn hoofd, en ik heb er noch al veel, dat er om denkt. Dank je, eens
is al wel. Jammer genoeg dat zij een vrouw is, en jij ook, - maar jij bent een
beste, mijn lief zusje. Of het jonge weduwtje mooi is, vraag je - zoo, gij
vrouwen zoudt haar wel niet mooi vinden, maar zij is frisch, knap gebouwd,
eigenlijk ja, is ze mooi, soms heel mooi. Zij is zeer begaafd; ze schrijft en
dicht met talent. De andere is een wonderlijk schepseltje - zij maakt mij wel
eens ongeduldig, omdat zij zoo doodelijk onverschillig is; toch interesseert
zij mij, ook al als psychologiesch probleem, en soms heb ik medelijden, de arme
is zeker zeer ongelukkig. Ach, wie weet hoe veel gloed er in dien uitgebranden
krater zat. Zulk eene gedachte kan ons weemoedig maken. Ook al een slachtoffer
van gebrek aan hardheid. Zij is zeer levendig, ik meen mevrouw van B., en
spran-