Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 791] [p. 791] Een uytnemend Schoon Minnelied, Stem: De dolende Lesander. Besneden Velden; doorlugtige Boomen Aenhoord 't geen dat mijn klagen doed: Gy ruysende beekjes en vliegende stroomen; Hoe ik mijn Liefje sal vallen te voet; Ag Hemels blaeuw, u tindelende lonken; Ag zilv're Maen verduystert u glans: Jk ben ontsteken door minnevonkjes; Ag Cupidotje hoe quest gy de mans. Het is 'er gelede maer wynige dagen; mijn oog viel op een Venus beeld zederd dien tijd so heb ik gedragen; een smert die my gestadig queld; Al mijn zinnen en mijn gedagten: Ag ag hoe sal het met mijn nog gaen, 'k Sal in den band der Liefde versmagten; Eer dat opdroogt mijn vloeyend getraen. Als Phebus met zijn vergulde stralen, Gedoken lag in den Oceaen; Quam zy in mijne zinnen nog malen: daer ik lag op het dons der zwaen; Narsus komt mijn gestadig ontrusten, En toond voor mijn haer Venus potret; Slapende ben ik verdronken in lusten; [pagina 792] [p. 792] Maer wakker vind ik my alleenig op 't bed. Ach mijn Godinne heb ik u tooren, op mijn geladen door malle gezwier, Jk roemde geen Godheyd was ooyt gebooren, die mijn kon ontsteken door 't Minne vier; Maer siet dog alle mijn dwase gedagten, Zijn nu verandert in quelling en pijn; Jk heb niet anders dan te verwagten; Als hier in droefheyd te zitten alleyn. Ag ag wat heb ik nu misdreven, dat ik moet missen de schoone Godin, 'k Verslijt eylaes in droefheyd mijn leven; Zy speeld gestadig in mijn zin: Jk stort vergeefs mijn droevige klagten; Al aen een hert als yser of loot; die mijn in Liefde sal laten versmagten En mijn doed sneven tot inne der dood. Jk roep nu Venus tot getuygen, Jk roep de goden der minne te baet: ik sal met smeken voor haer gaen buygen: Js 't datse mijn dan nog versmaet: So sal ik oproepen de god der minne En Jupiter met zijn vliegende brand Om te ontsteken haer hertje van binnen, Al sou het raken geheel aen een kant. Genade genade ag Venus zoontje, Aenziet mijn zwakheyd gy dappere wigt; Jk sal voor mijn Liefje gaen maken een kroontje: En tot haer eere gaen maken een digt, En zien of haer medogende oogen Mijn sal verlossen van quelling en smert; Ag Cupidotje wilt door u vermogen; Schieten u pijlen door haer Jonk-hert. EYNDE. Vorige Volgende