Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– AuteursrechtvrijPieter de Vos, Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff). z.n., z.j.
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1497 H 16
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de Verzameling volks- en straatliedjes van Pieter de Vos. Het is een verzameling van 116 liedkaternen, waarschijnlijk gepubliceerd in of rond het eerste decennium van de achttiende eeuw. De verzameling is samengesteld niet lang nadat de katernen gepubliceerd zijn. De katernen 4,15, 35, 99, 115 en 116 zijn incompleet. Alleen 110 is aan het eind voorzien van een colofon: Gedrukt by JACOB BROUWER, in de Egelantierstraat.
De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde heeft de verzameling in 1938 verworven uit een veiling van de firma Nijhoff. Ze wordt bewaard in de Leidse universiteitsbibliotheek onder de fictieve naam ‘Volks- en straatliedjes’ (1497 H 16). In de literatuur wordt ernaar verwezen als ‘Collectie Nijhoff’, of ‘Nijhoffs verzameling’.
redactionele ingrepen
De katernen zijn met een noot aangegeven.
Enkele niet duidelijk leesbare letters en woorden zijn tusen vierkante haken aangevuld.
De verbeterde woorden zijn in de tekst gecursiveerd.
p. 9: ‘Jk waer liever nooyt gebooren’: de bron heeft ‘u ooyt’.
p. 10: ‘Tijter segt my van stonden aen’: de bron heeft ‘Tijer’.
p. 10: ‘heden mijn Liefste op het Land’: de bron heeft ‘og’.
p. 11: ‘Doe hy 'er dat grafje ten eynde quam’: de bron heeft ‘ea’.
p. 13: ‘van leden te plomp of grof ’: de bron heeft ‘grom’.
p. 19: ‘En is met gras en bloemtjes rijk’: de bron heeft ‘rijp’.
p. 20: ‘De Garrenael gezwint’: de bron heeft ‘Garrenaet’.
p. 23: ‘Van vijftien Jaer by desen’: de bron heeft ‘Vau’.
p. 27: ‘Zy ging staen voor haer Moeder’: de bron heeft ‘Moede’.
p. 30: ‘Zijn Trouw aen een ander Vrouw’: de bron heeft ‘Truw’.
p. 30: ‘En zy keerden met ootmoed’: de bron heeft ‘keer dan’.
p. 32: deze pagina is uitgescheurd en teruggeplakt.
p. 35: ‘van een Dogter die onwetende een Moordenaer troude’: de bron heeft ‘Moordenaer denaer’.
p. 41: ‘het is een maegd van kleyn condicie’: is toegevoegd.
p. 41: ‘en gaet by u een dogter zwanger’: u toegevoegd.
p. 76: ‘'t Js al om niet ten helpt geen kragt’: de bron heeft ‘miet’.
p. 80: ‘en mijn lust blijft ongepaet’: de bron heeft ‘ongepaelt’.
p. 82: ‘Houdu altijd constant’: de bron heeft ‘Goudu’.
p. 85: ‘Duysenden van Muskette kraken’: de bron heeft ‘Mnskette’.
p. 86: ‘Yder met Ouwerkerk ten strijden gaet’: de bron heeft ‘Ouwerkeek’.
p. 89: ‘En de plug die is gaen loopen’: de bron heeft ‘peug’.
p. 107: ‘Sy had 'er haer zinnekens opgezet’: de bron heeft ‘zinuekens’.
p. 108: ‘Sal u jonk leven ook zijn verkort’: de bron heeft ‘jouk’.
p. 110: ‘'k Ben niet hoovaerdig’: de bron heeft ‘uiet’.
p. 115: ‘Samenspraak tussen een Moeder met haar Dogter een Schilder’: de bron heeft ‘Sameuspraak’.
p. 120: ‘Als zy genesen is met spoet’: de bron heeft ‘spoee’.
p. 137: ‘'k Zou u vermoorde’: de bron heeft ‘'b’.
p. 146: ‘Met gaf zy haer een klap’: de bron heeft ‘hy’.
p. 146: ‘De dogters Kamer-deur’: de bron heeft ‘Kamet’.
p. 161: ‘Dat gy soo tergde mijn gedult’: de bron heeft ‘gedule’.
p. 163: ‘hoe dat gy u sondig leven’: de bron heeft ‘goe’.
p. 167: ‘Nimmermeer te buygen naer geyle lust’: de bron heeft ‘maer’.
p. 168: ‘Amoureus Lied, of Samenzang van Daifilo en Nerea’: de bron heeft ‘Daihlo’.
p. 171: ‘want het sal niet lange duuren’: de bron heeft ‘nie’.
p. 177: ‘Tussen den Haeg en ley, leye, leye’: de bron heeft ‘Tessen’.
p. 184: ‘Oorlof gy Ouders wie gy zijt’: de bron heeft ‘oorlog’.
p. 195: ‘mijn Thee tand is al verzot’: de bron heeft ‘taud’.
p. 201: ‘tot zijn geld is quyd’: de bron heeft ‘in’.
p. 210: ‘Die door Cupidoos Pijltjes zijn doorwond’: de bron heeft ‘doormond’.
p. 226: ‘Jn 't Trouwen steekt behagen’: de bron heeft ‘begagen’.
p. 227: ‘>Een oud Lied van een Maeyer en een Vriese-man’: de bron heeft ‘mun’.
p. 232: ‘Als zy genesen is met spoet’: de bron heeft ‘spoee’.
p. 238: ‘Komt hier in mijn Boutje’: de bron heeft ‘Boutjes’.
p. 254: ‘aer soete Meysje’: de bron heeft ‘Meyjse’.
p. 260: ‘Vogels vliegend' of die ganen’: de bron heeft ‘gauen’.
p. 261: ‘er ontbreekt een deel van de tekst, de kop 'Fragment' is hier tussen vierkante haken toegevoegd.
p. 263: ‘En een Pap-pot van een pint’: de bron heeft ‘Pat-pot’.
p. 269: ‘Hey de Jonkman sonder genaden’: de bron heeft ‘sonderg enaden’.
p. 276: ‘Moeder Maria schoone’: de bron heeft ‘schooue’.
p. 277: ‘Konink of gy roept met getraen’: de bron heeft ‘kouink’.
p. 287: ‘want ik heb hier nog broot of Siap’: de bron heeft ‘op’.
p. 294: ‘Gelyk wie ein palmboom her uber zich rigt’: de bron heeft ‘palboom’.
p. 294: ‘Schal unser beider vergnuginge zijn’: de bron heeft ‘vergunginge’.
p. 297: ‘alst iou Vaertie hebbe wil’: de bron heeft ‘Vaerie’.
p. 302: ‘Venus die ontfonkten mars’: de bron heeft ‘ontfonkt en’.
p. 305: ‘Dan een Hollandse streeden’: de bron heeft ‘Den’.
p. 305: ‘heeft hem in desen Slag’: de bron heeft ‘Salg’.
p. 316: Op deze pagina zijn 23 regels onleesbaar, de pagina is beschadigd en hersteld met wit papier.
p. 317: ‘enig raekter in de knip’: de bron heeft ‘raektrr’.
p. 332: ‘Vraegt hy haer nevens dien’: de bron heeft ‘gy’.
p. 333: ‘Wy zijn van hem gescheyden’: de bron heeft ‘hen’.
p. 333: ‘Js niemant zijns gelijk’: de bron heeft ‘Jk’.
p. 334: ‘Oorlof ik moet scheyden’: de bron heeft ‘Oorlog’.
p. 337: ‘Van vieren of van vijven’: de bron heeft ‘Vad’.
p. 340: ‘Gebruykt mijn schoot vol soetighede’: de bron heeft ‘Gebrnykt’.
p. 359: ‘De Backer van het meel’: de bron heeft ‘Back-ker’.
p. 390: het foutieve strofenummer 9 is verbeterd in 6.
p. 396: ‘Want ik vereer u uyt liefde myn trou’: de bron heeft ‘Wane ik veeer’.
p. 397: ‘Dan vreester den goude Vorst’: de bron heeft ‘Vorstr’.
p. 398: ‘Al onder de Boompjes groen’: de bron heeft ‘Boompjee’.
p. 399: ‘de Brieven van Luyk oock heeft laten uytgaen Hetwelck men zingen kan’: de bron heeft ‘kan kan’.
p. 400: ‘Sy aenrechten metter daet’: de bron heeft ‘aeurechten’.
p. 400: ‘Sonder eenig tyt verletten’: de bron heeft ‘Tonder; verleten’.
p. 400: ‘Dat men sou dees Metselare’: de bron heeft ‘ok’.
p. 400: ‘Die het Metsele verstaen.’: de bron heeft ‘verstaeu’.
p. 401: ‘Maer haer saeken uytgevoert’: de bron heeft ‘hae/’.
p. 401: ‘Maer de Capucyne snoot’: de bron heeft ‘suoot’.
p. 402: ‘Hebbe al sou het noch soo gaan’: de bron heeft ‘son’.
p. 402: ‘Daar in aenzien zullen wesen’: de bron heeft ‘weseu’.
p. 404: ‘Hy drijt in sijn Wiegje sijn luyers zijn nat’: de bron heeft ‘drijrt’.
p. 404: ‘wy sulle kleyn Flipje verbakere gaen’: de bron heeft ‘keyn’.
p. 407: ‘Hou daer Jonkman doorleest dat briefje’: de bron heeft ‘Ha’.
p. 429: ‘En 's menschen onderrigt’: de bron heeft ‘'s menonderrigt’.
p. 435: ‘Onder dees helden’: de bron heeft ‘des’.
p. 437: ‘Gelijk een aerds Godin’: de bron heeft ‘Godik’.
p. 438: ‘Maer vol smert en pijn. [bron: ‘dol’.
p. 438: ‘Gy zultse vinden zagt te zijn’: de bron heeft ‘vinken’.
p. 439: ‘Jk sal van dese uur of aen’: de bron heeft ‘stae’.
p. 439: ‘mijn Egte Bedgenoot’: de bron heeft ‘als mijn/’.
p. 442: ‘gy dere mijn keu r r r reke’: de bron heeft ‘k k k’.
p. 444: ‘ wy maekten daer een dans’: de bron heeft ‘maek en’.
p. 454: ‘Jk ben bevreyd van smard’: de bron heeft ‘bereyd’.
p. 455: ‘Dat Jonckmans onder 't schijn van liefd'’: de bron heeft ‘lied'’.
p. 486: ‘En noyt stellen uyt mijn zin’: de bron heeft ‘miju’.
p. 490: ‘Waeragtig word bedied’: de bron heeft ‘Waergagtig’.
p. 497: ‘Swinters zal men van liefde spreken’: de bron heeft ‘Swintees’.
p. 497: ‘En gaen verja ha ha ha ha ge vrou venus gespuys’: de bron heeft ‘te’.
p. 506: ‘Dat meenig zoete Lief scheyden moet’: de bron heeft ‘meeuig’.
p. 511: de kop JONKMAN is toegevoegd: ‘Jonkman. Jk sal dat schaepje niet verlate’.
p. 523: ‘Of ik moet uyt om een ander zien’: de bron heeft ‘Op’.
p. 521: ‘Die eyndigt maar alleen mijn ramp en en ongeluk’: de bron heeft ‘alleeg’.
p. 526: ‘En adieu dan mijnen Engel’: de bron heeft ‘wijnen’.
p. 529: ‘Jk sal u misschien haest komen maken bly’: de bron heeft ‘misschen’.
p. 529: ‘Ag Leander mijnen noot, Js al te groot’: de bron heeft ‘greot’.
p. 529: ‘Daer en sal nooyt wene van mijn sijn kom af’: de bron heeft ‘uooyt’.
p. 534: ‘En ick moet schreeuwen en tieren’: de bron heeft ‘teren’.
p. 534: ‘Een Pael doen sy mijn wese’: de bron heeft ‘weses’.
p. 538: ‘Vergeeft mijn sonden zwaer’: de bron heeft ‘souden’.
p. 536: ‘Abraham sprak als dan’: de bron heeft ‘bron:spras’.
p. 539: ‘Mijn jonck hart gaen bekoren’: de bron heeft ‘jouck’.
p. 543: ‘Drie gouwe kroonen waeren verteert’: de bron heeft ‘verteere’.
p. 544: ‘Gy zulter niet meer met soette melck gaen’: de bron heeft ‘soet te’.
p. 544: ‘met soete melck gaen met soette melck gaen’: de bron heeft ‘soet te’.
p. 544: ‘Op de wijs, O Hemel hoor myn klachten aen, etc’: de bron heeft ‘hoorr’.
p. 547: ‘'t Geen hem op 't laest bedroog’: de bron heeft ‘bedoog’.
p. 551: ‘Hy viel van schaemt ter aerden neer’: de bron heeft ‘veil’.
p. 560: ‘Daer ik dees Meyd’: de bron heeft ‘is’.
p. 577: ‘Een Heerlijk Minne-Lied, tussen een Jonkman en een Dogter’: de bron heeft ‘eeu’.
p. 581: ‘Wilt Memme dy’: de bron heeft ‘Wit’.
p. 584: ‘Mijn vreyigheyd verkopen’: de bron heeft ‘veekopen’.
p. 585: ‘Daer men Mind en word bemind’: de bron heeft ‘meu’.
p. 596: ‘Want zijn van binnen niet’: de bron heeft ‘Wakt’.
p. 617: ‘Van dit grouwelijk na botse’: de bron heeft ‘Va’.
p. 617: ‘spleet de rotse’: de bron heeft ‘speelt’.
p. 618: ‘die ik een kus gaf’: de bron heeft ‘is’.
p. 628: ‘Jk moet voor de Scherp regter staen’: de bron heeft ‘Scheep’.
p. 648: ‘Onse Hond ons Kat en Kater’: de bron heeft ‘ont’.
p. 662: ‘Die al haer lust en vast betrouwen’: de bron heeft ‘berouwen’.
p. 663: ‘May daer mag ik wel van roemen’: de bron heeft ‘reemen’.
p. 663: ‘Ja Koningen, Princen en Graven’: de bron heeft ‘Kouingen’.
p. 666: ‘Dies sy geen droefheyd aen myn siet’: de bron heeft ‘wyn’.
p. 669: ‘Agt niet op haer vlyen schoon sy wat streien’: de bron heeft ‘vylen’.
p. 671: ‘Die daer in 't Bloeyen van haer leven lagh’: de bron heeft ‘Boleyen’.
p. 672: ‘Doet na een Boeltje gylen’: de bron heeft ‘Boetlje’.
p. 672: ‘En voorts al even bezich weder haer getijden las’: de bron heeft ‘wener’.
p. 673: het strofenummer 5 is toegevoegd.
p. 677: ‘Ja mijn hert heb aengebeden’: de bron heeft ‘aengeben’.
p. 684: ‘En wilt soo haestig niet beginnen’: de bron heeft ‘beginen’.
p. 685: ‘En mijn twee hamme zijn alleen voor Jou’: de bron heeft ‘Jou voor’.
p. 698: ‘Oorlof gy Maegdekens jonk en teeren’: de bron heeft ‘Maegdedens’.
p. 709: ‘suypt wacker aen de bron’: de bron heeft ‘kron’.
p. 712: ‘landsknegt geeft de moet niet verlooren’: de bron heeft ‘de de’.
p. 713: ‘sijn willetien hadde gedaen ’: de bron heeft ‘had de’.
p. 719: ‘Tot Banda hoort vermaen’: de bron heeft ‘vermaer’.
p. 724: ‘Maer mijn naer klagen en helpt my niet’: de bron heeft ‘nae’.
p. 724: ‘Nuy mag ick wel suchten en weenen’: de bron heeft ‘wol’.
p. 726: ‘Een Klucht-Liedt, gemaekt van de Mennisten Vryagie’: de bron heeft ‘Meunisten’.
p. 726: ‘Dien ick seer hoffelijck, quam groeten met een kusje’: de bron heeft ‘goffelijck’.
p. 727: ‘Sweert ghy, voorwaer seyd sy, daer ick’: de bron heeft ‘ghy voor/ waer’.
p. 729: ‘heur ongder riem ehuert’: de bron heeft ‘ehuer’.
p. 739: ‘Ontsluyt, ontsluyt u venstertje’: de bron heeft ‘venstereje’.
p. 739: ‘Ja, ja, dat zijn de praterties’: de bron heeft ‘pratereies’.
p. 742: ‘nu staet gebouwe int wout’: de bron heeft ‘n/’.
p. 745: ‘laes van troyen dragen’: de bron heeft ‘drogen’.
p. 751: ‘dat ik haer noyt sou verlaten’: de bron heeft ‘is’.
p. 759: ‘Weg tranen, weg sugten, Weg droefheyd en pijn’: de bron heeft ‘tanen’.
p. 759: ‘En dat door minne-grillen, U ziel werd verrukt’: de bron heeft ‘verd’.
p. 765: ‘Op een aangename Voys’: de bron heeft ‘enn’.
p. 765: ‘Hy zeyde wel aardig Meysje’: de bron heeft ‘Meysjes’.
p. 769: ‘Wel heb bedreven’: de bron heeft ‘bedreden’.
p. 771: ‘Over haer wangen schoon’: de bron heeft ‘schooon’.
p. 775: ‘Hoort dog hoe God ons byden’: de bron heeft ‘one’.
p. 779: ‘Hy heeft hem soo vertroost’: de bron heeft ‘heefe’.
p. 791: ‘Eer dat opdroogt mijn vloeyend getraen’: de bron heeft ‘vloeyned’.
p. 795: ‘y hebter mijn Huys-vrou genomen haer eer’: de bron heeft ‘Hys-’.
p. 797: ‘Sprack den Grave onbevreest’: de bron heeft ‘Srack’.
p. 800: ‘Een lanck mes hy uyt sijn kousen trock’: de bron heeft ‘kuosen’.
p. 805: ‘Dit Glas is gegeven door den Abt van Egmont, Bisschop van Uytregt, 1555’: de bron heeft ‘Uytrgt’.
p. 805: ‘Om so de Menschen moghen te bekeeren’: de bron heeft ‘mohen’.
p. 805: ‘Dit Glas gegeven by Hr. Wouter van Bijlaer, Balju tot Uytregt’: de bron heeft ‘Gls; dy’.
p. 807: ‘Soo als dat behoort.’: de bron heeft ‘begoort’.
p. 813: ‘ik doorslae hem sijn schilt’: de bron heeft ‘sij’.
p. 815: ‘wat man dat gy daer voert’: de bron heeft ‘mau’.
p. 821: ‘Jk leef met Leander’: de bron heeft ‘men’.
p. 830: ‘mag zegenen voortaen’: de bron heeft ‘voorstaen’.
p. 831: ‘die van te voore kan weete’: de bron heeft ‘ban’.
p. 834: ‘Met haer zwaer neer-buygend’ lof’: de bron heeft ‘neeer’.
p. 840: ‘Mitsd liet zy een zugje losen’: de bron heeft ‘josen’.
p. 855: ‘'t Kasteel hiet Koelje-moet’: de bron heeft ‘Kooelje’.
p. 865: ‘Maer neemt in dank mijn 's herten lof’: de bron heeft ‘dauk’.
p. 871: ‘Het ongeluk komt mijn hind'ren’: de bron heeft ‘Get’.
p. 872: ‘En bragt hem in sugten’: de bron heeft ‘ham’.
p. 898: ‘Met een alsoo bly gelaet’: de bron heeft ‘by’.
p. 900: ‘Want ghy sijt toch eenen Rochel-pot’: de bron heeft ‘tijt’.