Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– Auteursrechtvrij
[pagina 619]
| |
Een nieuw droevig Lied, van BIRON,Stem: Als 't begint.Wie wil hooren een nieuw Lied,
Hoord toe ik sal 't u zingen,
Al van Biron Larsjan,
't Zijn wonderlijke dingen.
Hy had 'er verraed op handen,
Tegen de France Kroon,
Hy had 'er verraed op handen,
't Was hem of zijnen Soon.
Dat worden aengediend,
Aen een van zijn Soldaten,
Dat was een trouw Soldaet,
Een Capiteyn van de Garden.
Een Kapiteyn van de Garde,
Heeft tegen de Koning gezeyd,
Hier is een verraed op handen,
Mijn Edele Majesteyt.
Vijftig duyzend Kronen rood,
kon ik trekken tot gagie,
Aen de Koning van Spanjen goed,
Om te leveren vry passagie.
| |
[pagina 620]
| |
Maer ik heb 't niet willen ontfangen,
Wat sal ik doen mijn Heer,
Want sonder u genade
Geschied het nimmermeer.
Zy souden samen gaen,
Om het geld te ontfangen,
Wie quam 'er in 't gemoed,
't Was Biron met verstrangen.
De Capiteyn keerden het omme,
heeft tegen de Koning gezeyd,
'k zie den Verrader komen,
Mijn Edele Majesteyt.
Den Koning was heel bedroeft,
En heel bedrukt van zinnen,
Heeft tegen Biron gezeyd,
Speeld met mijn Koninginne.
Hebt gy Gout ofte Peerels,
Schiktse vry aen een kant,
Want al het goed der wereld,
Sal u duuren niet lang.
Biron was gevangen Man,
Wel drie ofte vier dagen,
Dat daer niet een en was,
Die na Biron quam vragen.
Als twee van zijnen Justitie,
Hebben tegen Biron gezeyd,
Mijn Heer op wat konditie,
Hebben zy u hier geleyd.
Dat ik hier gevangen ben,
Komt door Koning en Koninginne,
Die ik trouw heb gediend,
Met mijn hert en mijn zinnen.
Door trouwigheyd en door minne
Heb ik se lang gediend,
En tot mijn recompencie,
Heb ik den dood verdiend.
En heugd het den Koning wel,
Voor al mijn trouwe daden,
Hoe ik voor Munsterland
Mijn leven heb moeten wagen.
En heb ik daer voor ontfangen
wel seventien wonden rood,
En moet ik daerom sterven,
De bitterlijke dood.
| |
[pagina 621]
| |
Biron ter plaetse quam,
Daer hy de dood sou uuren,
Hy toonden zijn Lighaem daer,
Vol wonden en quetsuuren.
Js hier dan geen genade
Wel Edele Koning goed,
Voor al mijn trouwe daden,
En voor al mijn trouwheyd goed.
Wat genade sou ik u doen,
Wat genaden sou ik u geven,
Gy soekt mijn te verraen,
En te brengen om 't leven.
Mijn Soon was Jong van Jaren
Die bragt gy dan in 't verdriet,
Og Biron gy moet sterven,
't En baet u leven niet.
Biron ter plaetse quam,
Daer hy de dood sou smaken,
Hy trok zijn Kolder uyt,
En schonkse aen zijn Soldaten.
Hou daer mijn trouw Soldaten,
die mijn trou hebben gediend,
Mijn leven moet ik laten,
Jk sterf u beste vriend.
|
|