Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– Auteursrechtvrij
[pagina 595]
| |
Het droevig Beklag, van den Herder Piramus, die door liefde om zyn Herderin Thisbe, zich selven doorsteken heeft, en hoe dat de Herderin hem dood vindende leggen, haar met zijn eygen dege ook het leven benam.Op de Voys: Van 't Tortelduyfje.O hemel hoort mijn klagt eer ik moet sterve
Al om een schoon Godin die ik moet derve
Jk soek haer over al,
Wie of mijn trooste sal
Jn mijn droeve sucht,
En groote ongenugt.
Den Boom daar ikze vont vol van genugte
| |
[pagina 596]
| |
Die brocht ons voort de angenaamste vrugte,
De tackjens sagh men staen,
Met roosjes zwaer belaen,
En daar wy in het groen,
Ons Schaepjes gingen voen.
Sy is op een Fonteyn mijn gaan ontloopen
Soo dat voor mijn eylaes niet staet te hoopen
Als kermen en verdriet,
Maar zy en hoort mijn niet,
En lacht om mijn gevley,
Hoe dat ik klaegh of schrey.
Wel waerom of ick zucht en droevig klage,
't Schijnt datze in mijn heeft niet veel behage;
Jk en geloof niet meer,
De Jonge Dochters teer;
Want zijn van binnen niet
Als menze buyten ziet.
Met mijnen degen dan wil ick mijn doorsteken,
En sal die smert met mijn eyge doodt wreken
Adieu dan wrede Maeght,
Die een ander behaegt;
Jk sterf om u de dood
Om dat ghy mijn verstoot.
En soo heeft Pyramus zijn lijf verslonden,
Sijn doode Lichaem heeft zijn Lief gevonden,
Al by een schoone boom,
Daar zy docht wellekoom,
Te zijn al by haer Lief,
Maer ley daar kout en stijf.
Thisbe.
O Dagh o blijden Dagh, Jck heb gevonden,
Mijn Lief daer ick door Trou aen ben verbonden,
Mijn Herder Piramis
Sie ick daar slape is
En rust wat op zijn hand
Al aen de waterkant.
Jck wil hem niet verstooren in zijn slapen,
Hy is vermoeyt en gaet om rust te rapen,
Slaept Herder slaept gerust,
Tot dat ghy uwen lust,
Sult hebben doorgebracht,
Al waert den heele nacht.
| |
[pagina 597]
| |
Jck wil terwijl mijn Schaepjes noch gaen weyde,
Maer wacker make eer ick van hem scheyde;
O Hemel! 't dient beschreyt,
Mijn dunkt dat hy dood leyd,
Al by die schoonen boom,
Daer 't bloed leyd als een stroom.
Cupydo gy hebt zijn hert en ziel bedorven,
Alleen door Minnebrand is hy gestorven;
Daer leyd zijn edel bloed,
gestort onder de voet
Jck beef, ia schrick en schroom,
Als ik genaak den Boom.
O Boom o schoonder Boom vol van ghenugten,
Geen wonder dat ghy draeght soo schoone vruchten;
Ghy die besproeyt nu is
Met bloed van Piramis,
Ontfanght ook door de Min,
't Bloed van zijn Herderin.
'k Wil met zijn degen mijn nu ook doorsteke
Jk wil zijn dood nu met de mijne wreecke,
En schrijven op ons Graf,
Met groote Letters af,
Herder en Herderin,
Gestorven door de Min.
Spiegelt u Jonkmans en Dochters te gare
Stelt geen tijd uyt om met u Lief te paren,
Hebt ghy malkaer bemint,
Soo Trouw dan ook ghezwint;
Want door lang wagten snoot
Raakt meenig aan zijn doodt.
|
|