Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– AuteursrechtvrijVoys, Hoe draeyt het Rat van Avontuure.Og dwase Mense wilt aenmerken,
en luystert na dit droevig lied,
aensiet dog Jesus wonder werken,
wat dat nu onlangs is geschiet,
en hoe dat God in dese dagen,
een Heer was groot,
om syn goddeloosheyt quam plagen,
al met de dood.
| |
[pagina 163]
| |
Dees Heer die sag men debocheren,
dag en nagt in overdaet,
altijd met Hoere dommineren,
maer zijn Dogter met goede raet,
ik segge Vader ik u beklage,
gy syd verblint,
want siet eens uwe oude dage,
die gaen ten eynd.
Wilt liever op u Doot kist denken,
als sulke wegen in te gaen,
hoe sullen al u sonde stinken,
als gy voor 't oordeel Gods sult staen:
en dat gy God sult rekening geven:
van uwen tijdt:
hoe dat gy u sondig leven;
al hebt geleyt.
Swyg vry al met u flaeuwe reden,
ik ben daer in zeer wel gerust:
ik wil al met mijn oude leden;
gaen leven naer mijn wil en lust;
hier om zo laet ons lustig drinken,
nu in de Wijn:
als ik dood ben het sal wel stinken:
't zal al dood zijn.
Geloof gy dan geen Predicanten:
so wilt door lesen de Schriftuur,
daer sult gy vinden t'alle kanten:
dat Christus spreekt met woorden puur:
dat hy den sondaere sal beloonen;
met helschen vier;
en de weldoenders hemels kroonen:
met laeuwerier.
Doen gink hy wandelen te samen,
met sijn Confraters dat gelooft:
tot dat sy over een Kerk-hof quamen:
daer hy vont leggen een doods hooft:
is daer nog leven naer het seggen;
naer dese dood:
wat komt gy hier op 't Kerk-hof legge,
gy bent genood.
Ras spoeyt u dan wilt niet vergeten,
zo daer nog leven in u is:
komt Tavond aen mijn Tafel eeten:
gy bent genood aen mijnen dis:
hy schopten 't doods hooft tege sijn tande:
met schimp en spodt:
maer hy wier door d'almogende hande:
gestraft van God.
| |
[pagina 164]
| |
Des Savons als hy half dronken,
met zijn Confraters in de Wijn:
doen wier daer aen de bel geklonken,
hy riep wie duyvel mag daer sijn:
de Knegt die opent de deur mits desen;
doen sprak de dood:
gaet segt dat ik moet binnen wesen:
ik ben hier genood.
De Knegt liep met gevouwe handen
belieft het u mijn Heer komt hier,
een wonder spook sijn ooge branden:
gelyk koolen uyt 't helse vier
het segt dat het moet binne komen?
't is in de zael;
neen neen sprak al het volk met schromen
wy sijn hier al.
Den Heer die sprak met flauwe rede,
segt de genode hier al sijn:
het spook dat quam al binne getrede:
en dronk terstont een Roemer Wijn:
en quam den Heer hoe langs hoe nader:
sprak ik moet sijn,
uwen opregten vader
gy moet met mijn.
Met mijn so moet gy eewigh brande,
in 't hels gespuys en groot getier,
het spook greep hem al in zyn hande,
smeet hem met 't hooft teugen de muur,
doe heeft 't spook hem weg gedrage,
dat kleyn en groot
van schrik daer door in onmagt lage,
van desen dood.
Og Christe mense betert u leven,
neemt een exempel aen dit lied:
wat dat te Koetsvelt staet geschreven:
alwaer dit wonder is geschiet,
gelooft in alle Christen kerken:
nu wie gy syd
dan sult ge godvrugtelijk werken,
u Zaligheyd.
EYNDE. |
|