Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Toen Mejuffer Maria Huidekoopers van Maarseveen gesturven was, gemaalin van den E. Heer Jakob Fransen Hinloopen, Scheepen t'Amsterdam. Aan J.B. Wie droef wil dichten, ik heb reeden om te wraaken. Mary is veel te waardt voor weinig lykgerucht. Ik weet de toppen van haar deugden niet te raaken. Mijn zuchten volgen 't lijk tot teeken van mijn zucht. De droefheidt laat zich van geen maatgezang bepaalen. Haar godtsdienst, huiszorg, tucht, aanminnigheidt en trouw, Zijn door geen drabbig' int, vol traanen, af te maalen. Wie doet al wat hy kan doet groot bewijs van rouw. Men hoeft slechts op haar graf: hier rust Mary, te zetten. De Doodt kan 't lichaam, maar geen waare deugdt verpletten. Vorige Volgende