Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 564] [p. 564] Meduza door Perseus het hooft afgeslaagen: door E.S. geschildert. Aan Mejuffrouw Koeimans, toen ik by haar ten eeten was, &c. Hier wordt Meduza 't hooft door Perseus afgesneeden. 't Bloedt brengt, waar dat het druipt, geschubde slangen voort. Al wat afgrijslijk is baart niet dan gruwlijkheeden. Wie niet versteent wil zijn verkies een ander' oordt. Dit hooft zal Atlas zelf in harde steen verscheppen: Vergeeft my, o Sofy! zoo ik u niet bedank Voor uwe dischgerecht, ik kan mijn tong nauw reppen. De dankbaarheidt bestaat niet in een ydle klank. Ik zal u, wordt ik steen, bedanken met gedachten. Op, Pallas, leen uw schildt, eer dat ik onheil ly. Hoe! roep ik bystandt? neen: ik hoef geen vreemde krachten: Al wat Meduz' verhardt, wordt leenig door Sofy. Zoo hulp zy Maarseveens verharde hart aan 't blaaken. De Schoonheidt kan een hart van steen gevoelijk maaken. Vorige Volgende