Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Christus met de purpere mantel, ten huize van den E. Kornelis van der Kruissen: door Titiaan geschildert. Wie 't hart om Christus brandt moet voor dit schouspel yzen. De zon der zielen daalt hier in een zee van bloedt: Maar 't is om hooger dan de middagzon te rijzen. Het schepsel is hier op zijn Schepper afgewoedt. Moordtdaadigheidt ontziet geen helsche gruwlijkheeden. De wreedtheidt heeft vermaak in schrikkelijk gezicht. Men ziet dit beeldt vergeefs met purper overkleeden, Het leevert zelver verf daar Tyrus kuip voor zwicht. Een leevendige bron hoeft geen geleende plassen. Wie wenst niet met zijn ziel te zwemmen in dit badt, Om door dit bloedt het vuil van d'afgrondt af te wassen? De dooren praalt bywijl met roozen schoon van bladt; Deez' pronkt met schoon roobijn en kraalen braaf van verven. Een krijgsknecht spot hier met een veldtheer, die de muur [pagina 565] [p. 565] Van 't onderaardtsch gedrocht zal morz'len door zijn sterven. Zoo blust hy door zijn bloedt de vlam van 't helsche vuur. Wie overwinnen wil moet geen gevaar ontloopen. De zeegen ziet men meest voor bloedt van helden koopen. Vorige Volgende