| |
Op verscheide Schilderyen, in de voornaamste Kamers van 't Stadthuis.
| |
In Burgermeesters Kamer: op Fabius Maximus, geschildert door Joan Lievensz.
De vaader eert zijn zoon, om 't opperste beleit.
Wie 't recht van 't ampt gebruikt bewaart 's Lants achtbaarheit.
All' ampten ziin verplicht aan d'Opper-overheeden.
Zoo d'achtbaarheidt vervalt, vervalt de kracht der steeden.
| |
In Haar Ed. Vertrek: op Fabricius, door Ferdinandus Bol.
Fabricius behoudt voor Pyrrhus laagen standt.
Die gistren 't goudt verwon vreest nu geen Olifant.
Op zulk een dapperheidt magh d'Amstel zich verlaaten.
De trouw der Grooten is het schildt der onderzaaten.
| |
In 't zelve: op Markus Kurius, door Govert Flink.
D'Oprechte Markus kiest zijn raap voor 's vyants gout.
Waar d'Eigenbaat verdwijnt wordt Stadt en Staat gebout.
Die landtpest zagh men nooit aan 't Y in 't Raathuis raaken.
Wie 't Algemeen bestiert moet gift en geever wraaken.
| |
In de Trezory: op Josef door Niklaas Helt Stokaade.
De honger drijft het volk naar Josefs schuur om graan.
De voorzorg is een burg voor landt en onderdaan.
Men zorgt aan 't Y, in weeldt, tot steun van andre tyen.
De Schatbewaarders zijn tot heil der burgeryen.
| |
Op 't stuk boven de deur van de Trezoriers, door Kornelis Brizé.
Hier ziet men, door de pen, al d'inkomst van de Stadt.
De zeevaart is een bron die overvloeit van schat.
| |
| |
Zoo zet zich d'Amstel vast op winst van losse baaren.
De steeden worden groot door winnen en bewaaren.
| |
Op 't stuk van Oudt Amsterdam, in de Trezory.
Hier beurt zich Amsterdam, vol hoop, uit brakke veen.
Zoo wordt een visschers buurt de haven aller zeen.
Op zulk een grondtvest weet het Landt haar Staat te zetten.
Men bloeit door koopmanschap. men leeft door wijze wetten.
| |
In de Weeskamer: op Lykurgus, door Kornelis Holstein.
Lykurgus houdt zijn neef voor wettigh erf van 't landt.
De hulp der voogden strekt de weez' een mondt en handt.
Hier leert men d'Eigenbaat de wees zijn erfrecht geeven.
Zoo blijft de vaaders zorg, als 't lichaam sterft, in 't leeven.
| |
Op de schildery van Salomon in de Raadtzaal
Hier offert Salomon tot heil van 't Joodtsch geslacht.
Godt schenkt hem, in zijn droom, de wijsheidt, groot van kracht;
Lang leeven, overvloedt, en d'eer der achtbaarheeden.
Een Raadt vol wijsheidt is de starkste zuil der steeden.
| |
Voor het Tooneel van de Schouwburg t'Amsterdam.
De Duitsche Schouburg wijkt geen Roomsch, noch Griex toneel.
Zy waakt voor 't Y, tot schrik van al die 't Raadthuis wraaken.
Nu toontze 't vreêverbondt, dan bitter Staatkrakkeel.
De troonen zijn van goudt, maar slibbrigh in 't genaaken.
Haar rollen druipen meest van traanen, bloedt en gal:
Deez' worden hoog en droef die laag en bly gezongen.
Zoo ziet men hier, door spel, het weifflen van 't Geval.
De speelkunst bindt zich niet aan klank van vreemde tongen.
| |
Voor de zitplaatsen.
De Schouwburg is voor 't oor en oog van 't volk gesticht.
Men leert hen door het spel huisnutte schranderheeden.
| |
| |
Zy wraakt de trouwloosheidt en roemt de burgerplicht.
Welspreekentheidt heeft macht om 't hart als was te kneeden.
Zoo wordt het brein deurzult in deugdt en wijs beleit.
De Laster brult vergeefs om 't Schoutooneel te schennen.
't Ontdekt het aardtsch bedrog en haar onzeekerheidt.
Tooneelspel leert het volk hun ydelheeden kennen.
|
|