Toen zyn Keurvorstelyke Doorluchtigheidt Van Brandenburg, de Vorsten van
Anhalt, de Graaf van Doona, de Ed. Heeren Burgermeesteren, en andere Heeren, &c.
tot de Heer van Maarseveen ter maaltijdt waaren.
De dappre Brandenburg, die Kaizers helpt verkiezen,
Verkiest, o Maarseveen! de tafel van uw huis:
Een Vorst die zich in 't Noordt, in 't koudtste van het vriezen,
Zoo heet van bloedt bevondt, dat hy, om 't krygsgedruis
In zee te dompelen, hulp vechten om de vreede.
Wie om de vreede vecht vangt oorlog aan uit noodt.
De tafel laat zich ook van d'Anhalten bekleede',
En Doona, die nooit zwicht voor 's vyandts staal, noch loodt.
Een eedelmoedig heldt past palm en lauwerblaadren.
De Burgermeesters van het Y, die nooit in deugdt
Bezwyken voor de roem van Roomlus Burgervaadren,
Betoonen zich, ik zie 't, vervult van waare vreugdt.
De Stadt- en Staatzorg moet bywylen aassem haalen.
Nu worden Brandenburg, Oranje, Amsterdam,
En Maarseveen, veel heil gewenst met kop en schaalen.
Heilwenschen zyn altydt tot zeege van een stam.
August' was meenigmaal op 't maal der Roomsche Riddren;
Maar staadigh vol van angst voor 't haatelyk bedrog:
Zyn aanzicht lachten, en zyn hart begon te siddren.
De vleiers mengen wyn met doodtlyk slangespog.
De moordt is lichtelyk bedekt in 't hart te zwelgen.
Nooit vreest men voor het quaadt of 't is voorheen gedaan.
De schepterzucht ontziet geen Vorsten te verdelgen.
[pagina 282]
[p. 282]
Dit is geen moordtbanket. hier vreest men niet verraân
Te worden door de drank die uit het glas komt loopen.
Hier meent men 't geen men zegt, dat tuigen Heer en Vorst.
Het hart der vrienden sluit men dor de lippen oopen.
De liefde houdt zich niet verburgen in de borst.
De goudteeuw springt te rug en komt zich hier vervoegen.
't Gerecht bestaat niet in Lucullus gulzigheidt.
Wie spys met vreugdt deurmengt kan tong en oog vernoegen.
De droefheidt wordt de disch van Maarseveen ontzeidt.
Beveinstheidt wacht zich wel in deeze plaats te treeden.