Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Toen den manhaftigen Zeeheldt Jan van Kampen, voor Kommandeur naar de Straat, &c. Van Kampen gaat in zee, om in de Straat te kampen. Het Beursgewelf wort best door zeegevecht gestut. Hy brandt in 't water om Algiers aan boordt te klampen. Geen blixemendt geweer, nocht donderendt geschut, Weerhouden hem, als hy zyn vyandt komt bespringen. Hy durft de Doodt, op hoop van roem, het voorhooft biên. Straatschenners, maak hem plaats eer dat hy u komt dwingen. Wie andre wil behoên zal voor geen roovers vliên. Zoo wordt d'onvrye Straat geveiligt om te vaaren. Hy poogt de steevenkroon, die hy door 't scherp geweer, Voor Kroonenburg, bevocht, te houden op zyn hairen. Niet snooder voor een heldt dan ramp in oorlogs-eer. De krygsfaam wordt bewaart door moedt en schranderheeden. Dit toont hy door zyn staal, noch roodt van 's vyandts moordt. My dunkt ik zie dit Hooft, tot heil van 't Hooft der steeden, De Turk alree, tot schrik van Mahomet, aan boordt. Verwin, o heldt! of sterf. niet laffer dan te stryken. Wie dat naar krygsroem staat moet geen gevaar ontwyken. Vorige Volgende