Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Juffrouw M.R. 't Hair dat wy zoo wuft zien kronklen, Om uw oogen van karbonklen, Yder als een heldre maan; Om de lelien en rooze', Die op uwe kaaken staan, Vol van nektar en ambrooze, Beezigt Venus vlugge wicht, Om de harten vast te zetten. Yder krul verstrekt een schicht. Min gebruikt het hair voor netten, Als hy wis ter jagt wil gaan. 't Menschendom bestaat door paaren. Zonder Min kan niet bestaan. Pallas heeft dit hair, voor gaaren In haar diamante naaldt, Om haar wapenrok te stikken. 't Stof moet schoon zyn als men maalt. Schoon sieraadt kan elk verquikken. Krygt Diana eens een net Van uw hairen, om te jaagen, Dan behoeft zy brak, noch fret, Om de dieren te belaagen: Wat deur bosch en hoolen zweeft, [pagina 224] [p. 224] Blyft dan in haar jaagtuig hangen. Wie een schoone boeien heeft, Is niet meer dan half gevangen. Goude kluisters nypen niet. Febus siert zyn zwaddrendt hulsel, Als hy uit de zee opschiet, Met dit leevendigh vergulsel, Daar hy meê ten krits geraakt, En ontsluit, door zyn geboorte, Die de huiszorg wakker maakt, Alle vensteren en poorte'. 't Middaglicht heeft groote kracht: Maar het moet voor d'uchtent duiken. Al wat minlyk lonkt en lacht, Doet het oog en hart ontluiken. Hadt Arachne zulke draân Als hier om uw schouders zweeven, In haar elpenspoel gedaan, En in 't proeftapyt geweeven, Z'hadt de lippen van de Faam Meer doen roemen op uw stukken, Dan op Pallas groote naam. 't Oog laat zich door stof verrukken. Glans zet alles luister by. Speeld' uw handt op zulke snaaren, 't Raadthuis aan 't gezeegent Y, Zou op 't spel ten hemel vaaren; Ja de klank van zulk een snaar, Zou de gevels steil op metsen, Eer de Grieksche harpenaar, Door zyn spel, de ruwe schetsen Aan het oog vertoonen zou. Jupiter zou Juno wraaken; Zelf het hemelsche gebou, [pagina 225] [p. 225] Om zyn hemelryk te maaken, In de pruik van zulk een vrouw. Die zyn hart door 't hair kan stooven. Schoonheidt is een gloeiend' oven. Vorige Volgende