Toen den Eed. Gestr. Heer Konstantin Huigens, Ridder, Heer van Zuilechem,
Zeelhem, &c. my zeekere uitheemsche vruchten, die in suiker ingeleit waaren, vereerde.
Daar Vos, daar is een vrucht, zegt gy, om op te roemen:
Want zy verstarkt het brein al was de geest versmacht.
O Zuilechem! de geur van uwe Koorenbloemen,
Die gy my hebt vereert, is van een andre kracht:
Zy weet het stomp vernuft op 't schranderst scherp te wetten.
Wie andre geest instort verdient een dubbel lof.
Door wysheidt kan men zich in Pallas hooftschool zetten.
Ik koos voor uw gebloemt geen bloem uit Floraas hof.
Nooit zagh men 't kooren voor 't gebloemt zyn onkruidt stryken:
Maar gy hebt Ceres aâr door uw gebloemt verdooft.
De vrucht die gy my geeft moet voor uw bloemen wyken.
Noch dank ik Zuilechem voor zyn deursuikert ooft,
Als voor zyn bloemen, waardt om by 't gestarnt te praalen.
Twee giften van een handt zyn quaalyk te betaalen.