Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Op Aran en Titus, Of Wraak en Weerwraak van Jan de Vos. Den Adelaar gelokt van 't Capitool beneden, Viel op een 's Leeuwen aas, dien drijft de Wraak tot moord, Daar 't Roomsch gevogelte het naar gekerm af hoort, En zweert het dier; met moêr en jongen, te vertreden; Dies Dwinglandy verschijnt in grouwelijke kleden; De Nijd, wiens ommetrek noit reedlijk oog bekoort, Raakt op de been, en brengt de felle Bloed-dorst voort. Melpomene, de Wraak hier ziend in volle leden, Sou' den ontaarden mensch dit woedende gedrocht Niet schrikken, zeidz', indien 't ter Schouburg wiert gebrocht? Mit vat De Vos dat woord, en opent de gordijnen Van het bebloed' tooneel der dieren wreed van aart In menschen schijn. Och! wild ons 't quaat in 't hert verschijnen In sulk gewaad, wie bleef voor 't quaatdoen niet vervaart. I. vander Burgh. Vorige Volgende