Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
11. Het proza sedert 1920aant.Omstreeks 1920 komt in de proza-literatuur een duidelijke kentering. Van 1900-1920 waren de schrijvers volksopvoeders, hun kunst is grotendeels didaktisch; later ontstaat werkelijk proza, dat zich in wijder sfeer beweegt. Bovendien wast de stroom van nieuwe boeken in het Afrikaans, op allerlei gebied, een bewijs van groeiende leeslust en belangstelling in de eigen taal. Oudere auteurs van naam als Leipoldt, Malherbe, Langenhoven verenigen in deze jaren hun krachten met die van het jongere geslacht om de vertelkunst, de roman en het ‘kortverhaal’ op een hoger peil te brengen. Voorlopers van de jongeren zijn everard fichardt met zijn roman Onder die olyfboom [1922] en kleinjan met Japie [1922]. |
|