Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
8. Marais; Joubert; Langenhovenaant.De medicus en jurist eugene n. marais [1871-1936] behoort evenals Celliers tot de wegbereiders van de nieuwe nationale poëzie, o.a. door gedichten als het treffende Winternag, het geestige Klaas Vakie en de Boesman- en Kafferliedjes. Eerst in 1925 werden ze gebundeld met een inleiding van Preller; vermeerderd verschenen ze in 1933 onder de titel Versamelde Gedigte. Van minder belang is het proza, deels populair-wetenschappelijke causerieën, deels schetsen uit de geschiedenis van de inboorlingen en uit het boerenleven. De beste verhalen, geheimzinnig en avontuurlijk, vindt men in Dwaalstories en ander vertellings [1927], Die huis van die vier winde en ander verhale [1933] en Die leeus van Magoeba [1934]. h.h. joubert [geb. 1874] volgde Totius na door diens Potgieter-verzen aan te vullen met een bundel Verse oer Piet Retief en ander gedigte [1911]. Aanleiding daartoe gaf het degelijke, op bronnenstudie berustende boek van G.S. Preller over deze voortrekker, dat veel opgang maakte. Onder de ‘andere gedigte’ vindt men enkele natuurindrukken, huiselijke poëzie [Moeders skat] en oorlogsherinneringen. In Dageraad en sonneskyn [1918] streeft Joubert naar onafrikaans aandoende ‘woordkunst’ als van de Tachtigers. c.j. langenhoven [1873-1932], dichter en prozaschrijver, heeft in zijn kernachtige stijl de volkstoon weten te bewaren. Zijn hoofdwerk, Ons weg deur die wêreld [1914], doet aan Staring denken; daarnaast staan huiselijke gedichten, hartelijk als die van De Genestet. Een vaderlands karakter heeft een tweede werk: Eerste skoffies op die pad van Suid-Afrika [1921], een episch-lyrisch gedicht in veertien zangen. Voor kerkgebruik dichtte hij zijn Gesange in Afrikaans [1922]. Beheersing van taal en techniek toont zijn bewerking van Die Rubaiyat van Omar Khayyam [1923], naar de Engelse vertaling. Als prozaïst muntte hij uit door Ligte Leek-prekies en fantasieë, in spectatoriale trant en populaire onderhoudende verhalen, die tussen 1921 en 1933 verschenen. Als strijdbaar idealist en humoristisch satiricus heeft Langenhoven ook invloed van Multatuli ondergaan, die hij ondanks verschil van levensbeschouwing bewonderde. Uit bijbelse motieven ontstonden Skaduwees van Nasaret [1927], en het nagelaten fragment Die Mantel van Elia. |
|