Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| ||||
3. De vernieuwing van de poëzie na 1900aant.Gedurende de Vrijheidsoorlog, maar vooral na de vrede van Vereniging [1902] kwam een nieuwe Afrikaanse letterkunde op. Het leed had de volkskracht gestaald en het gemoed doen spreken. De pleidooien van vurige, jonge Afrikaners, o.a. van gustav s. preller, redacteur van de Volkstem, die een pittig Afrikaans schreef, hadden hun uitwerking niet gemist. Het besef drong door, dat een literatuur van betekenis niet kan voortkomen uit dilettantisme en rijmlust. En ook, dat een grote literatuur van het allerhoogste belang was voor de toekomst van een Afrikaanse beschaving. Preller getuigde daarvan in zijn voorrede bij Celliers' eerste gedichten [1908]; president Steyn sprak het uit, toen hij de verzen van Totius inleidde: ‘V'r mij is die eerstelinge van onze literatuur so heerlik als die geluid van die eerste reëndruppels na langdurige droogte’ [1908]. Het nieuwe geluid liet zich eigenlijk onder de druk van de oorlog al horen. De oud-president van de Oranje Vrijstaat f.w. reitz dichtte te velde zijn optimistische oorlogspoëzie, met echte geuzenhumor en -spot; de jonge Afrikaner joubert reitz schreef zijn eerste verzen in gevangenschap op Bermuda. Maar vooral toen de rust weergekeerd was, ontstond uit de herinnering van het doorgestane leed en uit het verhoogde zelfgevoel, een nieuwe poëzie. Beginnende dichters en schrijvers hadden van 1910 tot 1919 een orgaan in Die Brandwag, Tydskrif v'r die huisgezin, waarvan de inhoud over 't algemeen meer populair-ontwikkelend dan letterkundig is. In Die Nuwe Brandwag [1929-1933] is de inhoud overwegend letterkundig geworden. In het eerste kwart van deze eeuw geven drie dichters leiding aan de literaire ontwikkeling:
Andere begaafde dichters en prozaïsten volgden hun voorbeeld. In deze aanvangsjaren van de twintigste eeuw hebben degenen die nog vasthouden aan de Hoog-Hollandse schrijftaal, duidelijk het karakter van cultureel conservatisme. De geest van hun werk doet denken aan de Nederlandse literatuur vóor 1880. |
|