Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd198. Andere socialistische auteursaant.Na verschillende publikaties die weinig succes hadden, schreef maurits dekker [1896-1962] onder de schuilnaam boris robatzki: Waarom ik niet krankzinnig ben [1931], dat als werk van een begaafd buitenlands auteur erkenning vond. Hierop volgden: Amsterdam [1932]; de revolutionaire roman Brood [1933] en het sarcastische verhaal: De menschen meenen het goed met de menschen [1934]. Zijn psychologische ontleding en zijn sociologische | |
[pagina 230]
| |
kennis kwamen hem te stade in drie romans over Oranje [1935-1938]. Ook als toneelschrijver toonde Dekker zijn talent, vooral door het actuele, op het atoomgevaar geïnspireerde spel: De wereld heeft geen wachtkamer. jef last [geb. 1898] schreef tamelijk harde sociale en revolutionaire gedichten [Bakboordslichten, 1926; Kameraden, 1930; Verleden tijd, 1932]. Twee werelden [1933] is ontstaan door een reis naar Rusland, De bevrijde Eros [1936] door een reis naar Marokko, die hij maakte met de Franse prozaïst André Gide. Belangrijker zijn de novellen: Marianne [1930] en de korte roman: Liefde in de portieken [1932]. Het nationale gegeven van de afsluitdijk is de kern van een spannend boek, geschreven in een zakelijk Nederlands: Zuiderzee [1934]. In Een huis zonder vensters [1935] toont hij de onhoudbaarheid van het individualisme aan. Latere werken zijn o.a. De Vliegende Hollander [1939]; Elfstedentocht [1941]; Het eerste schip op de Newa [1946] en de verzenbundel Oog in oog [1945]. peter van steen [geb. 1904] publiceerde o.a. de sociaal-psychologische roman Meneer Bandjes [1939] en de beklemmende novellenreeks Drie dromen [1956]. Als dichter publiceerde hij o.a. De rug tegen de muur [1961]. De poëzie van Adama van Scheltema vond een voortzetting bij margot vos [geb. 1891] en haar zuster marie w. vos [geb. 1897]. De eerste schreef o.a. De nieuwe lent [1923], Vlammende verten [1926] en De eeuwige strijder [1936]; de tweede: Opgang [1925], en Bewogen vaart [1937]. Enerzijds dieper melancholisch, anderzijds feller sociaal, zijn de gedichten van david de jong jr. [1898-1963]: Eenzame opstandigheid [1925], van wie ook een paar sociale romans het licht zagen: De stenen doolhof [1936], en Het rijpen van de tijd [1939]. Overtuigender bleek zijn talent in: De nar [1949]. jan w. jacobs [geb. 1895] treft door de volkstoon [Van onder ons vaandel, 1924; Vogels van Mei, 1925]. Jacobs is voor deze groep van belang, omdat bijna al de socialistische bloemlezingen door zijn toedoen tot stand zijn gebracht. Religieuze gevoelens komen tot uiting in de enige bundel van de blinde dichter frits tingen [geb. 1900]: Stemmingen en strevingen [1927]. Proletarische poëzie, direct geschreven vanuit een tragisch arbeidersbestaan, vindt men bij freek van leeuwen [geb. 1905]: Door het donker [1934]. Een reeks Christus-sonnetten verscheen in 1940 als: Wederkomst. |
|