Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
197. Theun de Vries [geb. 1907]aant.Levensloop: Geboren te Veenwouden; gymnasium te Apeldoorn; daarna aan een plaatselijk blad te Leerdam, later te Sneek aan de Leeszaal. Sinds 1937 weer journalist. In de oorlog in het beruchte concentratiekamp Amersfoort. Theun de Vries is zeer vroeg met dichten begonnen; zijn zangerige verzen zijn verzameld in de bundels Terugkeer [1927], De vervreemding [1928], Westersche nachten [1930], Verzen [1932] en Aardgeest [1934]. Belangrijker dan als dichter toonde Theun de Vries zich als prozaïst, reeds bij zijn eerste grote schepping: Rembrandt [1931]. Het gegeven lag boven de greep van de nauwelijks volwassen schrijver, maar het getuigde van durf, zoiets te wagen. De romans Doctor José droomt vergeefs [1933], een boek met een sterke anti-roomse inslag, en Eroica [1934], een revolutieverhaal van al te romantische aard, stelden teleur. De Vries hernam zijn plaats met Stiefmoeder Aarde [1936] en het vervolg: Het rad der fortuin [1938], twee boeken over het Friesland uit de vorige eeuw en het begin van deze. Zowel in de beschrijving van de boeren als van de arbeiders toont De Vries zijn talent. Hij schreef ook enkele biografieën, o.a. over Oldenbarnevelt. Illegaal verscheen van hem W.A.-man, onder de schuilnaam m. swaertreger [drukfout voor Swaertveger]. Na de oorlog publiceerde hij o.a. De Vrijheid gaat in 't rood gekleed; de in het oude Babylonië spelende roman: Sla de wolven, herder [1946], en de revolutionaire, aan het jaar 1848 gewijde romans: Een spook waart door Europa [1948] en Nieuwe rivieren [1949]. Tot zijn allerbeste boeken behoren Anna Caspariï [1952], een beeld van Fries stadsleven kort voor het eeuwjaar, en Pan onder de mensen [1954]. In het laat vijftiende-eeuwse Bourgondië en Italië speelt: Het motet voor de Kardinaal [1960]. |
|