Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd187. Jan Engelman [geb. 1900]aant.Levensloop: Geboren te Utrecht en aldaar woonachtig. Journalist. Sinds 1952 verbonden aan de R.K. Jan-van-Eyck-Academie te Maastricht. Het vroegste werk van Jan Engelman, de kleine plaquette Het roosvenster [1927], toont invloed van Slauerhoff, Marsman e.a. Maar drie jaren later, in Sine nomine [1930] heeft Engelman zich bevrijd, en schrijft hij een eigen, melodieus vers, vol aardse schoonheid en hemelse verlangens. Kenmerkend voor hem is het experiment van de ‘poésie pure’: een gedicht, dat uitsluitend bestaat door de zingende klinkklank en door de associaties, die de gekozen woorden opwekken. De overheersende motieven in deze poëzie zijn van religieuze of erotische aard: Tuin van Eros [1932]; Het bezegeld hart [1937]. De maatschappelijke strijd scheen aan hem te zijn voorbijgegaan, totdat de Spaanse burgeroorlog hem ontstelde en hij in enkele tijdgedichten zich uitsprak. Een zelfde mentaliteit blijkt uit de bundels Noodweer [1941] en Vrijheid [1945]. Als bekroond radiodeclamatorium ontstond in 1937 De Dijk, gewijd aan de Zuiderzeewerken; in opdracht van studentenverenigingen ontwierp hij een paar spelen: Turandot; Jan Klaassen. Als voortreffelijk kenner der schilder- en beeldhouwkunst schreef Engelman enkele bundels beschouwingen, benevens het boeiende Griekse reisboek Tweemaal Apollo [1955]. |
|