Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd186. Pierre Kemp [geb. 1886]aant.Levensloop: Geboren te Maastricht. Korte tijd journalist in Amsterdam. Van 1915 tot 1945 op kantoor van een Limburgse Steenkoolmaatschappij. In 1959 bekroond met de P.C. Hooftprijs. Ofschoon Pierre Kemp evenals zijn broer, de dichter en prozaïst mathias kemp [1890-1964] al vóor 1920 debuteerde, dagtekent zijn karakteristieke modernistische poëzie van later tijd. Deze impressionistische notities, met hun gevoel voor kleur en klank, | |
[pagina 221]
| |
werden aanvankelijk gepubliceerd in De Gemeenschap en daarna gebundeld als Stabielen en passanten [1934]. In volgende bundels, die de bewondering van de jongere generatie wekten, bevestigde Kemp dit oorspronkelijke en expressieve talent: Fugitieven en constanten [1938]; Transitieven en immobielen [1940]. Om zijn zintuiglijkheid wel met Gorter vergeleken, staat Kemp wegens zijn fantasie en ironische weemoed dichter bij een figuur als Richard Minne. In de tegenstelling tussen de mens die men is en die men zich droomt of althans droomde, ligt de grond van zijn ironie. De eerste indruk van Pierre Kemps poëzie is die van een naief en fantasierijk spel; eerst daarna ontdekt men diepere menselijke waarden: zuiverheid, eenvoud, zelfkennis, levensliefde en een rijkgeschakeerde culturele belangstelling. Een Bloemlezing uit zijn kleine liederen [1953] werd verzorgd door Adriaan Morriën. Latere bundels heten o.a. Engelse verfdoos [1956] en Emeritaat [1959]. |
|