Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |
178. Anthonie Donker [prof. dr. N.A. Donkersloot, 1902-1965]aant.Levensloop: Geboren te Rotterdam; studeerde te Leiden en Utrecht Nederlands; leraar aan het Lyceum Alpinum te Zuoz [Zwitserland], sedert 1936 hoogleraar te Amsterdam. Eén der leiders van het kunstenaarsverzet, op grond waarvan hij gearresteerd werd. Redacteur van De Nieuwe Stem. In de eerste bundels van Donker: Acheron [1926], Grenzen [1928], Kruistochten [1929] en De draad van Ariadne [1930] overweegt een milde, wat pijnlijke glimlach, een stille, haast als geluk gevoelde weemoed. De latere bundels: Gebroken licht [1934] en Onvoltooide symphonie [1938] tonen een versterkt traditioneel element, bijv. in het metrisch karakter van de gebruikte sonnetvorm. Donkers verzen zijn in herziene vorm verzameld onder de titel: De einder [1947]. Illegaal verscheen van hem o.a. Orpheus en Euridice, onder het pseudoniem maarten de rijk. Gedichten, in de cel ontstaan, werden gebundeld als: Tralievenster [1946]. Religieus-wijsgerige bezinning kenmerkt de bundel De bevreemding [1953]. In het Critisch Bulletin [1931-1957] heeft Donker getracht leiding te geven aan de Nederlandse kritiek, en daar zuiverend op te werken door een objectief en gemotiveerd oordeel. Van Donkers hand verschenen verder een lekenspel Maar wij....? [1933], een wijdlopige en spoedig bekorte roman Schaduw der bergen [1935] en verschillende vertalingen, waaronder éen van Goethe's Faust [1931]. Een serie studies over de jongere schrijvers werd gebundeld als: Hannibal over den Helicon? [1940]. In Karaktertrekken der vaderlandsche letterkunde [1946] gaf hij een beeld van verschillende tradities in onze literatuur. |
|