Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
173. Gerard Walschap [geb. 1898]aant.Levensloop: Geboren te Londerzeel bij Mechelen. Roeping voor schilder. Enige jaren redacteur van katholieke tijdschriften; 1934-1936 ook van Forum. Woonachtig te Antwerpen. Inspecteur van de Bibliotheken. Na proeven van poëzie en toneel zonder blijvende waarde, schreef Walschap op zijn dertigste jaar de eerste roman in zijn persoonlijke stijl: Adelaïde [1929]. Tezamen met Eric [1931] en Carla [1933] vormt dit werk een trilogie. Als tegenstander van het Vlaamse folklorisme, de ‘mooie’ boerenromans en de quasi-grappige vertelsels, hield hij zich aan een strikt objectieve psychologie. Ook Trouwen [1934] en Celibaat [1934] bevatten een nauwgezette uitbeelding van erfelijk belaste figuren, wier bewogen levensloop Walschap met een verrassend gevoel voor het karakteristieke détail beschrijft in korte, laconieke woorden. Later volgden o.a. het sarcastische verhaal Een mensch van goeden wil [1936], de geschiedenis van geloof en twijfel Sibylle [1938] en het krachtige, vitalistische Houtekiet [1939]. Van zijn medeleven met actuele gebeurtenissen getuigt zijn toneelstuk De Spaansche gebroeders [1937]. De tegenstelling tussen Walschaps psychologische en realistische kunstopvatting en de klerikale cultuur-politiek van de Belgische katholieken heeft geleid tot een openlijke botsing en tot kritische zelfbezinning die Walschaps uittreden uit de kerk ten gevolge had: Vaarwel dan [1940]. Als prozaïst is hij ook later niet afgeweken van zijn roeping; in romans als Denise [1943] en Ons geluk [1946] heeft hij met onthutsende eerlijkheid de mens uitgebeeld in zijn strijd tussen kunstenaarschap en succes, of in de spanning tussen liefde en huwelijkstrouw. In 1951 verscheen Zuster Virgilia, de geschiedenis van een Vlaams dorpsmeisje dat non wordt en door haar te vergaande askese jong sterft; merkwaardig in dit indrukwekkende boek is het naast elkaar stellen van de roomse en van de humanistische waardering voor zulk een offer. Zijn roman Oproer in Congo [1953] heeft als motief de kolonisatie en de rassenverhouding. Bijzonder mooi zijn de autobiografische novellen uit de bundel Het kleine meisje en ik [1953]. Een nieuw hoogtepunt werd De française [1957], een tragische puberteitsroman van liefde en laster. In De verloren zoon [1958] keert de hoofdfiguur niet berouwvol terug. Als vervolg op Houtekiet schreef Walschap Nieuw Deps [1961]. |
|