Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |
171. S. Vestdijk [geb. 1898]aant.Levensloop: Geboren te Harlingen. Op de h.b.s. aldaar en te Leeuwarden; in 1927 artsexamen te Amsterdam. Als scheepsarts een reis naar Indië; daarna uitsluitend letteren. Tijdens de oorlog enige maanden gijzelaar. Woonachtig te Doorn. Verwierf in 1951 de P.C. Hooftprijs. Doctor honoris causa [Groningen] 1964. Vestdijk is de meest veelzijdige en de meest produktieve schrijver van zijn door de oorlog geteisterde generatie. Hij heeft vrijwel alle literaire genres beoefend: poëzie, novelle, roman, kritiek en essay. Zijn poëzie is o.a. bijeengebracht in de bundels Berijmd palet [1933], Vrouwendienst [1934], Kind van stad en land [1936], Fabels met kleurkrijt [1938], Klimmende legenden [1940], De uiterste seconde [1944] en Gestelsche liederen [1949]. Zijn vers in praattoon verkiest het zakelijke en beeldende woord; het is op suggestieve wijze gericht op een psychologische of wijsgerige achtergrond. Ditzelfde kenmerkt ook zijn novellen. Een vijftal daarvan, beheerst door het doodsmotief, draagt de titel: De dood betrapt [1935]; een vijftal, met geknotte liefde als thema: Narcissus op vrijersvoeten [1938]; een derde bundel heet: Stomme getuigen [1946]. Vestdijks romans zijn over het algemeen te onderscheiden in twee typen: de psychologische en de historische. In werk van het eerste type, dat sterk autobiografisch is, ontleedt hij op scherpzinnige wijze, met gebruikmaking van de moderne diepte-psychologie de gevoelens van meestal klein-burgerlijke mensen uit een kleinburgerlijke stad. Een vergelijking met Emants en Couperus dringt zich op. Psychologische romans van Vestdijk zijn o.a. Terug tot Ina Damman [1934]; Else Böhler, Duitsch dienstmeisje [1935]; Meneer Visser's hellevaart [1936]; St. Sebastiaan [1939]; De koperen tuin [1950]; Het glinsterend pantser [1956] en De beker van de min [1957]. Twee viertallen van deze romans vormen tezamen de autobiografische Anton Wachters-reeks. Zijn historische romans, waarin hij met gebruikmaking van dezelfde psychologie het innerlijk leven van enkele gecompliceerde figuren tracht te doorgronden en uit te beelden, zijn tevens geworden tot grote schilderingen van een tijdvak. Het vijfde zegel [1937] handelt over Spanje in het laatst der 16de eeuw en heeft de beroemde schilder El Greco als hoofdfiguur; De nadagen van Pilatus [1938] speelt voornamelijk in het Rome van keizer Caligula; Rumeiland [1940] beschrijft Jamaïca in de tijd van de slaven- | |
[pagina 209]
| |
handel; Iersche nachten [1946] verbeeldt de sociale toestand in Ierland in het midden der 19de eeuw; De vuuraanbidders [1947] speelt in de 30-jarige oorlog; De verminkte Apollo [1952] roept een godsdienstcrisis op in het klassieke Griekenland; in die zelfde sfeer speelt De held van Temesa [1962]. Tot een apart genre behoort de symbolische roman De kellner en de levenden [1949]. Als criticus en essayist heeft Vestdijk zijn aandacht gewijd aan binnen- en vooral ook buitenlandse schrijvers [Rilke; Dostojewsky; Emily Dickinson] en voorts aan beeldende kunst en in later tijd aan muziek. Bovendien schreef hij studies over vragen van wijsbegeerte, van godsdienst en psychologie, van astrologie en van esthetica. Tot zijn belangrijkste bundels behoren Lier en lancet [1939]; De Poolsche ruiter [1946]; De glanzende kiemcel [1950]; de bonte verzameling beknopte beschouwingen Essays in duodecimo [1952] en de herinneringen Gestalten tegenover mij [1961]. |
|