Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |
167. J. Slauerhoff [1898-1936]aant.Levensloop: Geboren te Leeuwarden; student in de medicijnen te Amsterdam Als scheepsarts grote reizen, o.a. naar China en Zuid-Amerika. Korte tijd arts in Tanger. Na langdurige ziekte te Hilversum gestorven. Hoewel Slauerhoff behoort tot de groep van Het Getij en de Vrije Bladen, blijken zijn gedichten doordrenkt te zijn met romantische gevoelens: onvrede met het maatschappelijk leven, die zich verdiepte tot weerzin tegen het leven-zelf; verlangen naar ongerepte landen, naar voorbije grootser tijden; lust om zichzelf te verliezen in een hartstochtelijk avontuur; een soort negatieve levensheftigheid, ontstaan uit geschonden illusies. Ook naar de vorm, die vol grillen en zg. slordigheden is, maar talloze verrassende taalvondsten en een prachtig beeldend vermogen bezit, toonde Slauerhoff zich een romanticus, zoals onze literatuur in de eigenlijke periode van de romantiek er niet éen gekend heeft. Om zijn onvermogen tot levensgeluk, zijn innerlijke onzekerheid en zijn onmaatschappelijk gedrag is hij eveneens verwant met de grote Franse ‘poètes maudits’ zoals Rimbaud en Verlaine. Zijn eerste bundel: Archipel [1923] bevat reeds vrijwel alle kenmerkende eigenschappen; daarna volgden o.a. Clair-Obscur [1926], Oost-Azië [onder het pseudoniem john ravenswood; 1928], Eldorado [1928], Soleares [1933] en Een eerlijk zeemansgraf [1936]. Behalve deze gedichten, waarin heel een exotische wereld-in-ontbinding aanwezig is en die tevens de belijdenis zijn van een verscheurd bestaan, schreef Slauerhoff verhalen die voornamelijk op Chinese motieven zijn gebouwd. Ook in zijn proza blijkt hij vóor alles dichter te zijn, zelfs lyricus: de novellen van Het lente-eiland [1930] of Schuim en asch [1930] verschillen niet wezenlijk van zijn vele beeldend-beschrijvende gedichten. Behalve zijn romans Het verboden rijk [1932], dat een curieuze verbeelding geeft van de grote Portugese balling-dichter Camoëns, Het leven op aarde [1934] waarin de droomgenietingen van de opium beschreven worden, en De opstand van Guadalajara [1937] ontwierp hij een toneelstuk over Jan Pietersz. Coen [1931], en verzorgde hij enige vertalingen uit het Spaans, Portugees en Mexicaans. Tijdens en na de oorlog verschenen zijn verzamelde werken in acht delen. |
|