Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |
162. Paul van Ostaijen [1896-1928]aant.Levensloop: Geboren te Antwerpen uit een Nederlands gezin. Tijdens de oorlog activist. Na de oorlog verblijf in Berlijn en in Parijs. Aan een longziekte gestorven te Miavoye-Anthée. Eregraf te Antwerpen. In de Vlaamse poëzie is Van Ostaijen een baanbreker, een waaghals geweest, die behoefte had aan het experiment om het experiment. Voor hém verloor elk gedicht na de voltooiing zijn waarde, als ‘behorende tot een overwonnen standpunt’. Reeds in 1916 publiceerde hij de bundel Music-Hall, een bonte verzameling indrukken van de moderne stad, met haar felle levensdrift, haar schokkende beweeglijkheid, haar nieuwe techniek, haar massavorming. Hier voor het eerst worden woorden als fiets, bioscoop, tram, elektrisch licht en vliegmachine opgenomen in het dichterlijke taalgebruik. Het sienjaal [1918] is bewogener van gevoel, maar nog vrijer van bouw. In de merkwaardige bundel Bezette stad [1921], is ook de typografie in het experiment betrokken. Van Ostaijen naderde hier het Dadaïsme. Hij voelde echter dat deze richting doodliep, en zocht nu de absolute poëzie in concentratie op het afzonderlijke, suggestieve woord. Uit de grillige maar berekende opvolging van zulke op zichzelf staande woorden en zinnen, die soms als muzikale thema's herhaald worden, moest niet zozeer een logisch begrip als wel een ritmische sensatie ontstaan. Zowel in kinder-speelliedjes als bij de kleengedichtjes van Gezelle zag hij dit principe verwezenlijkt. Van Ostaijen is te vroeg gestorven om zijn experimenten te kunnen omzetten in duurzame resultaten; zijn invloed op anderen is groot geweest, mede door zijn talrijke strijdvaardige kritieken, en zijn scherpzinnige, parodistische prozastukken. Door de jongeren na de tweede wereldoorlog is hij als een meester erkend. Zijn Verzameld werk [vier delen] verscheen in de jaren 1952-1956. |
|