Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
161. Het expressionisme in Vlaanderenaant.De eerste wereldoorlog heeft een diepgaande invloed uitgeoefend. Overal streefden jongeren naar een radicale vernieuwing, die zowel de geesteshouding als de kunstvormen betrof. Men experimenteerde met alle uitdrukkingsmiddelen en in alle genres. Revolutionaire stromingen, tegen het individualisme van de voorafgegane periode en vóor een versterkt gemeenschapsgevoel, deden zich ook gelden op letterkundig terrein. Er rees verzet tegen de verfijnde taal- en versvormen, en tegen de romantische beeldspraak. De bewondering ging uit naar de moderne Franse poëzie, [Guillaume Apollinaire; 1880-1918] en vooral naar het Duitse expressionisme, dat een directe uiting wilde zijn van het opstandige levensgevoel, met nieuwe taalmiddelen en oorspronkelijke, aan het grote-stadsleven ontleende beelden en vergelijkingen. De kunstenaar voelde zich geroepen, een eigen werkelijkheid te scheppen, die de artistieke uitdrukking zou zijn van de bevrijde, tot heerschappij gekomen mens. De stoot tot zulk een expressionistische dichtkunst werd in Vlaanderen voornamelijk gegeven door twee radicaal gerichte jongeren: paul van ostaijen [1896-1928], die de Duitse kunst in Berlijn had leren kennen, en wies moens [geb. 1898], die als fel activist streefde naar een politieke ommekeer, en tijdens een driejarige gevangenschap zijn indrukwekkende Celbrieven [1920] schreef. Voor hem was de oude versvorm ‘een dwangbuis of een harlekijnspak’; hij pleitte voor een vrij ritme en een ‘onmiddellijk en drastisch’ beeld, en bracht die theorieën ook in praktijk in de verzenbundels De boodschap [1920], De tocht [1921], Opgangen [1922] en Landing [1923]. In 1920 ontstond het tijdschrift Ruimte, dat ondanks de korte tijd van maar twee jaren toch van duurzame betekenis is geworden. Tot de begaafdste medewerkers behoorden, behalve dichters als Marnix Gijsen en Gaston Burssens, ook de experimentator victor j. brunclair (1899-1944), de auteur van vrije en grillige verzen, o.a. gebundeld als De dwaze rondschouw (1935). Medewerking verleende eveneens de reeds oudere, tot het expressionisme bekeerde karel van den oever [1879-1926] wiens ongelijkwaardige maar soms uiterst beweeglijke gedichten gebundeld zijn als Het open luik [1922] en Paviljoen [1927]. |
|