Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
IX
| |
[pagina 187]
| |
goedheid en schoonheid vrijwel samenvielen, en dirk coster [1887-1956]. Nieuwe schrijvers van betekenis zijn uit de Stemgroep niet naar voren gekomen; de invloed op het Nederlandse geestesleven is echter groot geweest. Het heftigste verzet van de jongeren was geconcentreerd in de twee jaargangen van Ruimte [1920-1921]. Voor de redacteurs en medewerkers aan dit Antwerpse blad is het gemeenschapsideaal allesbeheersend. De tijd van impressionisme en individualisme is voorbij: het is de taak van de jonge kunstenaar, de gedachten en gevoelens uit te spreken van de miljoenenmassa die naar bevrijding hunkert. Al het artistieke scheppingsvermogen moet in moderne vormen gericht zijn op de mensheid als geheel. Dit expressionisme was een internationaal verschijnsel, dat al voor de oorlog ontstaan was maar in het na-oorlogse Duitsland z'n hoogtepunt vond, zowel in beeldende kunst als literatuur. Ook de moderne Franse poëzie oefende een grote invloed uit. Bij de Vlamingen gingen nationale, sociale en religieuze gevoelens samen in een hartstochtelijke wil tot vernieuwing, die tenslotte toch meer de kunst heeft beïnvloed dan de maatschappij. Het optreden van de Ruimte-groep: paul van ostaijen, marnix gijsen e.a. wekte ook tegengestelde reacties op, zoals blijkt uit het tijdschrift 't Fonteintje [1921-1924]. Maar de medewerkers hieraan zijn enkele jaren ouder dan hun collega's van Ruimte. In Noord-Nederland is de ontwikkeling veel geleidelijker gegaan. Sinds 1916 bestond er een orgaan van jonge letterkundigen, Het Getij, waaraan verschillende kunstenaars hebben meegewerkt, die allengs tot de voornaamsten zijn gaan behoren van het na-oorlogse tijdvak: hendrik de vries, herman van den bergh, j. slauerhoff. Een belangrijke rol in Het Getij heeft ook constant van wessem [1892-1954] gespeeld; zijn latere werk echter, o.a. een biografie van Liszt [1927] en een modernistische roman Lessen in Charleston [1930], heeft de beloften niet vervuld. Vooral Van den Bergh heeft met zijn consequente kritieken en zijn expressionistische dichtkunst veel invloed uitgeoefend. Toen het Getij werd opgeheven [1924], begonnen De Vrije Bladen te verschijnen. Dit tijdschrift bracht gedurende een achttal jaren de kunstenaars bijeen, die men moeilijk met een enkele term kan karakteriseren, omdat hun sterk individuele aard grote persoonlijke verschillen | |
[pagina 188]
| |
aan den dag doet treden. De naam vitalisme kan slechts voor een paar dichters gelden, al is een trek van hevig-geladen kracht en van zelfbewust kunstenaarschap wel allen gemeen. Vooral door de invloed van h. marsman is de vernieuwing in hoge mate gericht geweest op de dichtkunst. De eigenlijke vernieuwing van het proza begon eerst, toen de grote tijd van de Vrije Bladen was afgesloten en het maandblad Forum werd opgericht [1932]. Hoewel maurice roelants mede-oprichter en redacteur was en er later zelfs een afzonderlijke Vlaamse redactie bestond, is Forum vooral in Noord-Nederland van groot belang geworden. Behalve menno ter braak, die de voornaamste redacteur was, hebben e. du perron en s. vestdijk het karakter van Forum bepaald. Na het opheffen van Forum vond deze richting, die in proza en kritiek een sterk intellectuele inslag vertoont, en in de poëzie de nadruk legt op de plastiek en op de zakelijke toon [poésie parlante], een nieuw centrum in Groot Nederland, waarvan sedert Coenens dood Greshoff, Vestdijk en Jan van Nijlen, tot 1940 de redactie hebben gevoerd. In Noord-Nederland, met z'n sterke levensbeschouwelijke groeperingen, moest de beweging van de jongeren zich wel in verscheidenheid ontwikkelen. In katholieke kring bestond sinds 1922 Roeping, dat later een duidelijk Groot-Nederlands karakter kreeg; maar onbetwistbaar is De Gemeenschap [1925-1941] het belangrijkste blad geweest. De strijdbare wil van deze groep, hun vurig geloof en artistiek talent, voorts de voortreffelijke grafische medewerking, hebben een duidelijke invloed uitgeoefend. Niet enkel hebben bijv. vitalistische schrijvers bij herhaling gepubliceerd in dit orgaan, maar ook is door verschillende bekeringen de groep vergroot. Na de vroege dood van de begaafde en hartstochtelijke voorman, gerard bruning [1898-1926], is de leiding in handen geweest van de veelzijdige letterkundige anton van duinkerken. Strenger hebben zich de letterkundigen afgezonderd, die in Opwaartsche Wegen [1922-1940] tegelijk de kunst en het orthodoxe protestantisme wilden dienen. Voor de belangrijksten onder hen geldt overigens die opmerking het minst. De reeds oudere dichter willem de mérode behoorde tot de eerste redacteurs van Het Getij, maar vond pas in de groep van Opwaartsche Wegen zijn geestverwante kring. De kritische leider was gedurende enkele | |
[pagina 189]
| |
jaren roel houwink die uit de expressionistische hoek van de Vrije Bladen kwam, en zich in calvinistische richting ontwikkeld had. Een laatste groep, ofschoon gedurende enkele jaren verenigd in een Socialistische Kunstenaars-Kring [S.K.K.], bezat in geringer mate verband, daar men nimmer de beschikking heeft gehad over een eigen literair tijdschrijft. Wel hebben a.m. de jong en israel querido in 1927 het maandblad Nu opgericht, doch dit bleek niet levensvatbaar. jef last speelde gedurende zijn communistische jaren een leidende rol in een artistiek-politiek blaadje [Links Richten], dat alleen als tijdsdocument waarde heeft. De merkwaardigste verschijnselen van deze groep [arbeiders-gedichten; politieke poëzie] reikten niet tot het peil van de literatuur. Bij het toneel hadden vooral de lekenspelen van Henriëtte Roland Holst, die van omstreeks 1930 dateren, een zeker belang. Voor een goed begrip van de werkelijke verhoudingen dient men de genoemde richtingen niet als tegenstellingen te zien: ze waren gelijkelijk uitdrukking van het verzet der na-oorlogse jongeren. Aangezien in de kritiek en de lyriek de uiting van de persoonlijke overtuiging het meest voor de hand ligt, zijn het de dichters en critici geweest, bij wie de richtingen het duidelijkst zijn waar te nemen. In het verhalende proza, waar de kunstenaar allereerst ánderen uitbeeldt, is voor een getuigenis minder plaats. De grenzen, bij de poëzie reeds vager dan bij de kritiek, vervloeien bij het proza bijna geheel; maar totaal verdwenen zijn ze ook daar toch niet. Het verschil tussen de regionale romans van bijv. antoon coolen en theun de vries, is wel voornamelijk een onderscheid in de levensbeschouwing van de auteurs. Na 1933, mede onder de indruk van de crisis en het dreigende oorlogsgevaar, veranderde het literaire beeld vrij sterk. Van belang daarbij is ook geweest de late bloei van de generatie-1910 [Bloem, A. Roland Holst] en de overheersende betekenis van het proza van ouderen als Van Schendel, Bordewijk en Elsschot, die eerst toen hun beste werken schreven. De opmerkelijkste verschijnselen zijn niettemin afkomstig van jongeren: de opleving van het psychologische proza [vestdijk, walschap e.a.], van de historische roman [theun de vries, vestdijk] en van de humoristische novelle [henriëtte van eyk]. |
|