Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
139. J.C. Bloem [geb. 1887]aant.Levensloop: h.b.s., aanvullend Staatsexamen; daarna student in de rechten te Utrecht. Hij was werkzaam bij de Gemeente-administratie, werd later redacteur van de n.r.c., daarna griffier van het kantongerecht te Lemmer, toen ambtenaar aan het Departement van Sociale Zaken, tenslotte griffier te Zutphen. In 1948 maakte hij een reis naar Zuid-Afrika. Bloems dichterschap is gevormd in de sfeer van Boutens en Verwey: zijn verzen hebben de volkomen gave vorm, die alleen door toegewijd vakmanschap ontstaat. Zeer langzaam is zijn talent gegroeid, en lang is zijn eerste bundel Het verlangen [1921] tevens zijn enige gebleven. Deze titel kenmerkt zijn poëzie: een toon van hunkering, van weemoedig reiken naar onwerelds geluk, klinkt in al zijn verzen door. Er is geen hemelbestormende drift, gevolgd door wanhopige ontgoocheling; integendeel: er is een zeker romantisch evenwicht, waarbij een melancholische berusting zowel het verlangen als de onbevredigdheid beheerst. Een peinzende, kwetsbare natuur, teleurgesteld door de betrekkelijkheid van het aardse leven en niettemin gelovend in de aardse waarden van hartelijkheid en vriendschap, spreekt zich eveneens uit in zijn latere bundels: Media Vita [1931] en De nederlaag [1937], die de tooi van een zeker classicisme hebben prijsgegeven, voor de directe toon van een weerloos mensenhart, en die dus dichter aansluiten bij Leopold dan bij Boutens. In 1945 verscheen de kleine meesterlijke bundel: Sintels, in 1946 gevolgd door Quiet though sad. In 1947 werd zijn poëzie herdrukt in éen deel Verzamelde gedichten, waarvan later een meer chronologisch geordende herdruk verscheen. In 1950 publiceerde hij nog de bundel Avond, waarmee hij de P.C. Hooftprijs voor poëzie verwierf [1953], en in 1957 het bundeltje Afscheid. Van belang voor de kennis van zijn dichterschap is voorts zijn proza, uitgegeven onder de titel Verzamelde beschouwingen [1950] en Terugblik op de afgelegde weg [1954]. |
|