Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd132. Nico van Suchtelen [1878-1949]aant.Levensloop: Studeerde te Amsterdam scheikunde en rechten, te Zürich psychologie en filosofie [1904-1906]; promoveerde in 1911 in de staatswetenschappen. Op ‘Walden’ 1898-1900. Later uitgever, daarna journalist [1910]. In 1913 verbonden aan de Wereldbibliotheek; van 1925-1948 als directeur. Het werk van Nico van Suchtelen wordt gekenmerkt door een streven naar wijsgerige bezinning en menselijke waardigheid; zowel Verwey als Van Eeden hebben op zijn literaire ontwikkeling invloed uitgeoefend. Zijn gedichten werden gebundeld in twee deeltjes Verzen [1905 en 1912]. Van zijn toneelwerk verdient vermelding: De tuin der droomen [1914]. Belangrijker en veel bekender zijn de prozawerken, waarvan vooral Quia Absurdum [1906], De stille lach [1916] en Eva's jeugd [1925] een grote oplaag | |
[pagina 171]
| |
hebben bereikt. In het eerstgenoemde zijn herinneringen aan Van Suchtelens verblijf op Walden verwerkt, terwijl het tweede de overpeinzingen vertelt van een fijngevoelig intellectueel, die tenslotte in de oorlog ten onder gaat. Diepzinnige gedachten naast felle oordelen vindt men in Tat tvam asi [= Dat zijt gij; 1933]. In stijgende mate heeft Van Suchtelen het militarisme gezien als de aartsvijand van de beschaving [Oorlog, feestgelag ter ere van Erasmus, 1936], maar tevens heeft hij in voortreffelijke vertalingen en studies de geestelijke Groten nader gebracht tot het moderne Nederland: Dante, Spinoza, Freud, Goethe, Marcus Aurelius. |
|