Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
129. Arthur van Schendel [1874-1946]aant.Levensloop: Geboren te Batavia. Behaalde de akte m.o. Engels, was enige tijd in Engeland werkzaam bij het onderwijs, daarna korte tijd te Haarlem. Sindsdien letterkundige. Jarenlang woonachtig in Italië; te Amsterdam gestorven. Toen nog tijdens het naturalisme Van Schendels eerste verhaal verscheen, Drogon [1896], werd direct door enkele critici opgemerkt, dat men hier te maken had met een nieuw element in de moderne literatuur. Drogon, een adellijke jongeman uit de middeleeuwen, is namelijk door het Noodlot voorbeschikt tot het kwade, ook door uiterlijke tekenen. Het boek was dus niet de beschrijving van een werkelijkheid, maar had een algemene Idee als grondslag. De vorm was bovendien romantisch, en neigde naar het sprookje, evenals bij de beroemd geworden boeken Een zwerver verliefd [1904] en Een zwerver verdwaald [1907]. In een zeer persoonlijke, verfijnde stijl beeldde Van Schendel eenzame, vaak dromerige, soms gepassioneerde gestalten uit, levende in verhoudingen, die nauwelijks bepaald zijn wat tijd en plaats betreft [o.a. De berg van droomen, 1913; Der liefde bloesems, 1921; Angiolino en de lente, 1923; Merona, een edelman, 1927]. Een tweede, geheel anders geaarde periode ving aan in 1930 met Het fregatschip Johanna Maria, een prachtig verhaal over éen der laatste zeilschepen. Ofschoon het romantische gegeven van een geheimzinnige vertrouwelijkheid tussen schip en zeilmaker niet ontbreekt, staat toch de inhoud van dit boek veel dichter bij de werkelijkheid. De stijl vertoont eigenaardigheden, die doen denken aan oude kronieken. Na het Fregatschip is een gehele reeks typisch Nederlandse romans gevolgd, die Van Schendel gemaakt hebben tot de grootste moderne prozaïst, o.a. De waterman [1933]; Een Hollandsch drama [1935]; De rijke man [1936] en De grauwe vogels [1937]. In al de genoemde boeken, uitbeeldingen van de negentiende-eeuwse kleine burgerij, is door erfelijkheid en omstandigheden op dwingende wijze een Noodlot aanwezig, maar tegelijk heerst in enkele hoofdpersonen een zedelijk besef van roeping en plicht. Een versterking van het romantische en vooral van het wijsgerige bleek in De wereld een dansfeest [1938], De zeven tuinen [1939], en in het diepzinnige sprookjesachtige boek Mijnheer Oberon en Mevrouw [1940]. Daarna verschenen De menschenhater | |
[pagina 169]
| |
[1941] en Een spel der natuur [1942]. Tezelfdertijd schreef Van Schendel korte vertellingen, vaak eerst in dagblad of tijdschrift gedrukt, daarna gebundeld, bijv. Herinneringen van een dommen jongen [1934]; De zomerreis [1938]; Anders en eender [1939]. Als eerste na-oorlogse publikatie verscheen van Arthur van Schendel een rijmloos gedicht: De Nederlanden, waarin hij uitdrukking gaf aan zijn diepe vertrouwdheid met het Hollandse landschap. Bij zijn dood in 1946 was een meesterlijk boek: Het oude huis, ter perse. Postuum verscheen nog: Voorbijgaande schaduwen. |
|