Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd122. J. van Oudshoorn [pseud. van J.K. Feylbrief; 1876-1951]aant.Levensloop: Geboren te 's-Gravenhage; werkzaam op het Departement van Buitenlandse Zaken, van 1905 af aan het Nederlands gezantschap in Berlijn, sinds 1911 als directeur van de kanselarij. Na 1933 weer in 's-Gravenhage; aldaar overleden. | |
[pagina 163]
| |
Het naturalisme is bij Van Oudshoorn in uiterste somberheid aanwezig. Hij lijkt daardoor sterk op Emants, en wegens de diepgaande ontleding van in wezen pathologische figuren nog méer op de befaamde Zweedse auteur Strindberg. In Willem Mertens' levensspiegel [1914] beschrijft hij het innerlijk onvermogen van een man om tot een normaal bestaan te komen, en diens ondergang aan alcoholisme. Soortgelijke motieven van zielsontbinding, angst, wrok en ontaarding beheersen ook zijn verdere boeken, o.a. Louteringen [1916]; Zondag [1919]; Verhalen [1923]; Tobias en de dood [1925]. In 1943 verscheen nog Achter groene horren. Ontstaan in een periode die over het algemeen voor dit zwarte naturalisme weinig waardering had, heeft dit eerlijke en dwingende proza na de tweede wereldoorlog een ruimere erkenning gevonden, mede door de verzamelbundel Doolhof der zinnen [1950]. |
|