Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
118. Cyriel Verschaeve [1874-1949]aant.Levensloop: Geboren te Ardooie; werd in 1897 priester; was van 1896 tot 1911 leraar aan het college in Tielt, daarna, tot 1939 onderpastoor te Alveringem. Wegens collaboratie met de Duitsers veroordeeld na de tweede wereldoorlog. Als balling overleden te Solbad Hall, bij Innsbruck. In de persoon en het werk van Cyriel Verschaeve herleeft de sfeer van Rodenbach: fel Vlaams nationalisme, hartstochtelijk geloof, retorisch pathos. Eén van zijn vroegste publikaties getuigt van deze verwantschap: De dichter Albrecht Rodenbach [1909]. Zijn eerste bundel Zeesymphonieën [1911] is meer symbolisch dan impressionistisch: in de eeuwig bewogen zee herkent zich de eeuwig bewogen mensenziel. Daarna wijdde Verschaeve zich aan het dichterlijke drama met historische of bijbelse inhoud o.a. Judas [1917], Maria Magdalena [1928] en Elijah [1936]. Als prozaïst gelijkt Verschaeve in zijn barokke taal-overdaad en onbeheerste vererings-lyriek op Israël Querido: Uren bewondering voor groote kunstwerken [6 delen, 1920-1922] en de biografie Jezus [1940]. Vooral tussen de beide wereldoorlogen heeft Verschaeve grote invloed uitgeoefend op de jongere Vlaamse katholieken. Zijn latere poëzie werd gebundeld als Nocturnen [1936]. Nagelaten werk verscheen onder de titel: In 't verre land vreeselijk alleen [1950]. |
|