Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd116. C.S. Adama van Scheltema [1877-1924]aant.Levensloop: Geboren te Amsterdam. Studeerde korte tijd medicijnen; was toneelspeler, daarna employé in een kunsthandel. Na de dood van zijn vader ambteloos letterkundige. Hij verbleef lange tijd in het buitenland. Later te Bergen [n.-h.] woonachtig en aldaar overleden. Evenals Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst is ook Adama van Scheltema tegen het eind der negentiende eeuw socialist geworden. Maar anders dan zij, heeft hij dit socialisme tevens beschouwd als grondslag voor een algemeen begrijpelijke nieuwe gemeenschapskunst, waarvan hijzelf de eerste vertegenwoordiger zou zijn; men zie zijn geruchtmakende afrekening met de Tachtigers: De grondslagen eener nieuwe poëzie [1908]. De eenvoud van vorm en de optimistische inhoud van zijn bekendste gedichten werden bewust zo nagestreefd; in diepste wezen was hij melan- | |
[pagina 159]
| |
choliek. Meer dan éen der anderen was hij de zanger van de arbeidersbeweging, waarvan de ontwikkeling zich weerspiegelt in zijn werk: de periode van blijmoedige toekomstverwachtingen tot 1914, in bundels als Van zon en zomer [1902], Zwerversverzen [1904] en Uit stilte en strijd [1909]; de periode daarna in Zingende stemmen [1916] en De keerende kudde [1920]. De eerste wereldoorlog en de revoluties daarna hebben hem zeer geschokt, aangezien zijn weinig tragische persoonlijkheid zich de toekomst als een geleidelijke stijging had voorgesteld. In zijn voltooid nagelaten gedicht De tors [1924] beschreef hij zijn poging om temidden van een ontredderde wereld steun te vinden voor zijn geestelijk leven. Van zijn Verzamelde gedichten [1934] zijn vooral een aantal strijdliederen, natuurgedichten en humoristische versjes [bijv. De Wilgen] bekend gebleven. Toch is hij als dichter het zuiverst in werk van romantisch-droefgeestige stemming. |
|