Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
113. Impressionistische dichtersaant.Het impressionisme in de poëzie bleef in gave vorm bestaan in de persoonlijke natuurlyriek van frans bastiaanse [1868-1947]. Dit werk van eenvoudige doch verzorgde stijl, bescheiden maar nimmer oppervlakkig, werd o.a. gebundeld in: Natuur en Leven [1900] en Gedichten [1909]; tijdschriftpublikaties van omstreeks zijn zeventigste verjaardag toonden een opmerkelijke verdieping en vernieuwing van zijn dichterschap. Bastiaanse was ook een kundig literatuur-historicus. Meer dan de vorige kan men joannes reddingius [1873-1944] een typische late Nieuwe-Gidser noemen; zijn zangerige lyrische verzen [o.a. Johanneskind, 1910; Regenboog en Jeugdverzen, 1913] maakten zijn naam in grote kring bekend. Zijn vriendschap met Jacob Winkler Prins, wiens poëzie hij verzameld uitgaf, berust op geestverwantschap. Zijn latere werk, ofschoon dieper van bedoeling door de wijsgerig-religieuze strekking, toont duidelijker de grenzen van zijn talent [Gestalten, 1934; Arbeid, 1936]. Een hoogtepunt is zijn omvangrijke lied: Tusschen twee werelden [1933]. Ook op de gedichten van jacqueline e. van der waals [1868-1922] heeft het impressionisme invloed uitgeoefend, al wordt haar vreugde om de aardse schoonheden, als bij Gezelle, beheerst door een vroom godsvertrouwen: Verzen [1900]; Nieuwe verzen [1909]; Iris [1918]; Laatste verzen [1923]. Haar doodsaanvaarding heeft haar latere gedichten een klank van ontroerende diepte verleend. In Zuid-Nederland heeft het echte, schilderende impressionisme zich doen gelden tegelijk met de navolging van Gezelles taalplastiek; bij vrijwel alle priester-dichters is het dus aanwijsbaar als éen der factoren in hun werk. Bij anderen is het een doel op zichzelf. De Limburgse onderwijzer arnold sauwen [1857-1938] treft door een eigen frisse waarnemingskunst, eerlijk en eenvoudig: De stille delling [1912]. In zijn beste gedichten wordt de natuur tot symbool van zijn zwaarmoedige ziel. victor de meijere [1873-1938] publiceerde enige bundels verzorgde stemmingslyriek o.a. De avondgaarde [1903], en verschillende romans, spelende in de Rupelstreek; hij ontwikkelde zich tot een kundig folklorist. | |
[pagina 157]
| |
De Vlaming omer k. de laey [1876-1909] toonde reeds als student zijn bijzondere gaven voor humor, puntigheid van uitdrukking en schilderende poëzie. Zijn bundels [Ook verzen, 1902; Van te lande, 1903; Bespiegelingen, 1907] doen hem kennen als een kritisch en onafhankelijk waarnemer met voorkeur voor een concrete plastiek. Zijn verzen hebben een merkwaardig moderne, pratende klank. Zijn gepubliceerde en ongepubliceerde arbeid, bestaande uit gedichten, toneelstukken en prozaschetsen, werd na zijn vroege dood uitgegeven: Werk van Omer K. de Laey [1911-1912]. |
|