Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||
112. Historische samenhangaant.De voortzetting van de impressionistische dichtkunst vindt men voornamelijk bij
Duidelijke verwantschap, ondanks grote onderlinge verschillen, tonen de Vlamingen
De socialistische beweging, waartoe zeer vele kunstenaars zich aangetrokken voelden, heeft behalve op Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst ook invloed uitgeoefend op
Het volkslied, dat Adama van Scheltema wenste, is met een zeer persoonlijke humor wel het best bereikt in de bundels Liedjes van j.h. speenhoff, 1869-1945. Als opstandig populair dichter sluit de Vlaams-nationale rene de clercq, 1877-1932, bij hen aan. Evenzeer Vlaams nationalist als deze laatste, maar tegelijk bezield katholiek, en van taal veel retorischer, is de priester cyriel verschaeve, 1874-1949, wiens belangrijkste werk na de eerste wereldoorlog is ontstaan. Het naturalistische proza wordt met virtuositeit beoefend door
Het heeft ook in Vlaanderen vertegenwoordigers, zoals
Het psychologisch realisme verliest zijn naturalistische inslag bij
| |||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||
Bijzonder talrijk zijn de vrouwelijke auteurs die zich bepalen tot een eenvoudige weergave van de werkelijke levensverhoudingen uit de kleine burgerij. Zedelijke motieven doordringen deze werkelijkheidsuitbeelding in de romans van gerard van eckeren, 1876-1951; protestantse ideeën beheersen het verhalende proza van
Ook het toneel is sterk door het realisme beïnvloed. Behalve bij figuren als Emants, Van Nouhuys en vooral Heijermans, doen de moderne sociale en psychologische inzichten zich gelden bij
en verscheidene anderen. Tezelfdertijd echter streefde de toneelspeelkunst en in het bijzonder de regisseur Willem Royaards naar verinnerlijking en stilering. De nieuwe, aan het realisme tegengestelde stroming in de prozakunst, die men met enig voorbehoud ‘neo-romantisch’ kan noemen, is voornamelijk tot uiting gekomen in het werk van
De meesten van hen zijn medewerkers geweest aan De Beweging; dat is ook het geval met een groot deel van de volgende dichters. Voor-Indische mystiek vervult het werk van de dichter-wijsgeer j.a. der mouw, 1863-1919. De joodse godsdienst en joodse tradities inspireerden jacob israël de haan, 1881-1924. Calvinistische naast classicistische elementen vindt men bij geerten gossaert, 1884-1958. De meer esthetische sfeer van de generatie-1910, beïnvloed door de Franse poëzie van Baudelaire tot de symbolisten, kenmerkt
| |||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||
Naar de leeftijd hoort hierbij ook dr. f. schmidt-degener (1881-1941), die gedichten schreef in de trant van Paul Valéry, en enige voortreffelijke essays, gebundeld als Phoenix (1942). Met hen verwant is de begaafdste dichter uit de Boomgaardgroep jan van nijlen, 1884-1965. Van hen allen is de ontwikkeling langzaam en langdurig geweest, zodat hun publikaties uit de periode tussen de twee wereldoorlogen hun vroegere werk veelal in belang overtreffen. Het proza van de generatie-1910 stond aanvankelijk ver achter bij de poëzie. Een eenvoudige hartelijke vertelkunst kenmerkt
Een geheel eigen plaats wordt ingenomen door twee auteurs, wier bijzondere begaafdheid zich eerst later heeft ontplooid:
Zijn Amsterdamse geestverwant nescio [schuilnaam van j.h.f. grönloh, 1882-1961] heeft na de meesterlijke bundel verhalen Dichtertje, De uitvreter, Titaantjes [1918] nauwelijks nog iets gepubliceerd, totdat zijn uitzonderlijk talent opnieuw bleek uit de bundel Boven het dal [1961]. Tot deze generatie behoren ook de journalist-literator dr. p.h. ritter jr. [1882-1962], de auteur van de fijnzinnige Zeeuwsche mijmeringen (1919), die vooral als radio-criticus naam heeft gemaakt en dirk coster [1887-1956], die als redacteur van het maandblad De Stem bij het volgende hoofdstuk zal worden besproken. Voortreffelijk geschiedkundig proza is geschreven door de Leidse hoogleraar j. huizinga [1872-1945] in zijn cultuur-historisch meesterwerk Herfsttij der Middeleeuwen [1919] en zijn biografie Erasmus [1924]; en door zijn Utrechtse collega p. geyl [geb. 1887], o.a. Reacties [1952]. |
|