Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
108. Karel van de Woestijne [1878-1929]aant.Levensloop: Geboren te Gent. Studie in de letteren aan de Universiteit afgebroken. Met zijn broer, de schilder Gustaaf, vijf jaar in het kunstenaarsmilieu St. Maartens Latem. Correspondent van de Nieuwe Rotterdamse Courant. Ambtenaar te Brussel. In 1921 hoogleraar Nederlandse letterkunde te Gent. Van de Woestijne is de meest begaafde dichter die zich in 1896 bij de kring van Van Nu en Straks aansloot. In scherpe tegenstelling met Gezelle of Streuvels, wier kunst wortelt in de Vlaamse natuur en in het Vlaamse volksleven, is die van Karel van de Woestijne steeds vervuld van zijn eigen verfijnd, enigszins decadent gemoedsleven, van zijn conflict tussen ascese en zinnelijke aandrift dat tot zelfkwelling voert. Als dichter is hij verwant met Van Langendonck, maar méer nog met de Franse symbolisten, met Baudelaire, Verlaine. Zijn uiterst verzorgde stijl, zijn rijke, prachtlievende en welluidende taal doen denken aan renaissance en barok. Zijn eersteling, Het vaderhuis [1903] werd met De boomgaard der vogelen en der vruchten verenigd tot de bundel Verzen [1905], die de indrukken geeft van zijn jeugd, zijn verloving en de huwelijksjaren te Latem. Rijper werk bracht de bundel De gulden schaduw [1910]. In 1912-1914 volgden twee bundels Interludiën, met lange, decoratieve gedichten, gewijd aan mythologische onderwerpen [o.a. Herakles], vol prachtige plastiek maar als poëzie wat koel en objectief. Als bekroning van zijn dichterlijk werk ontwierp hij een cyclus van drie bundels: De modderen man [1920] God aan zee (1926) en Het bergmeer [1928], waarin hij zijn strijd en opgang beschreef in verzen van directer en moderner stijl. Niet minder belangrijk is Van de Woestijnes essayistisch en beeldend proza. De Laethemsche brieven over de lente [1904] zijn nog jeugdwerk. Rijk geschakeerd zijn de symbolische verhalen in de bundels Janus met het dubbele voorhoofd [1908], o.a. Christoforus, en De bestendige aanwezigheid [1918], waarin De boer die sterft uitmunt. Opmerkelijk is ook de prozabewerking van Homeros' Ilias [1910]. Als kunstcriticus toonde Van de Woestijne zich steeds zelf kunstenaar. Behalve de verzameling Kunst en geest in Vlaanderen [1911] schreef hij in dagbladen tal van belangrijke opstellen. In de jaren 1947-1950 is zijn Verzameld werk in 8 delen verschenen. Daarin vindt men ook een keur uit zijn verspreide journalistieke arbeid. |
|