Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
106. August Vermeylen [1872-1945]aant.Geboren te Brussel. Studie aan de Universiteit aldaar. Leiding van Van Nu en Straks [1893-1894]. Verblijf en studie in Berlijn en Wenen. Van Nu en Straks hervat [1896-1901]. Hoogleraar in de kunstgeschiedenis te Brussel [1901]; sinds 1923 aan de Vlaamse universiteit van Gent. Gelijktijdig socialistisch Senaatslid. Vermeylen bezat in zijn artistieke aanleg, zijn degelijke kennis, zijn ruimte van blik en kritisch inzicht alle eigenschappen om als leider op te treden. Na zijn verblijf in het buitenland promoveerde hij op een proefschrift over Jonker Jan van der Noot [1899]. Hij besefte het gevaar dat de Vlaamse beweging te eng-nationalistisch zou kunnen worden, en wees zijn medestanders de weg in twee belangrijke vertogen: Kritiek der Vlaamsche beweging [1895] en Vlaamsche en Europeesche beweging [1900], beide herdrukt in de bundels Verzamelde opstellen [1904], waarin men de schrijver als een uitstekend beoordelaar van kunst en letteren en een scherpzinnig essayist leert kennen. Als prozaïst is Vermeylen van belang door zijn roman De Wandelende Jood [1906], een bewerking van het Ahasverus-motief, met diepzinnige bedoeling, waarin hij, evenals de primitieve Vlaamse schilderkunst had gedaan, het verhaal in een Vlaamse omgeving plaatst. In de latere jaren bewoog hij zich voornamelijk op kunsthistorisch gebied [Geschiedenis der Europeesche plastiek en schilderkunst], maar tijdens de tweede wereldoorlog voltooide hij een psychologische roman Twee vrienden [1943] die de sfeer weergeeft van de emancipatiebeweging kort voor het eeuwjaar; het motief ervan lag reeds gereed sedert zijn jeugd. Vermeylen stierf, eer hij zijn idealistische plannen voor een Nieuw Vlaams Tijdschrift verwezenlijkt had gezien. Zijn werk is in zes delen verzameld uitgegeven. |
|