Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd104. Prosper van Langendonck [1862-1920]aant.Levensloop: Geboren te Brussel; op het Sint Aloysius-instituut aldaar. Overtuigd katholiek. Ambtenaar aan het Ministerie van Justitie; later bij de vertaaldienst van de volksvertegenwoordiging. Geestesziek gestorven. Van Langendonck was een begaafd, maar onevenwichtig man, wiens literaire activiteit al in de jaren omstreeks 1890 door perioden van diepe melancholie werd onderbroken. Als éen der eersten ving hij op grond van kritisch inzicht de strijd aan tegen de oudere, romantisch-classicistische generatie, o.a. tegen de gezaghebbende Max Rooses. Zijn medewerking aan De Nederlandsche dicht- en kunsthalle [opgericht 1878] is de aankondiging van nieuwe opvattingen betreffende poëzie en schoonheid, in theorie en in praktijk. Het conflict van liefdesverlangen, kunstenaars-trots en vroom geloof enerzijds met ontgoocheling, miskenning en vertwijfeling anderzijds beheerst zijn poëzie, die formeel gekenmerkt wordt door de voorkeur voor het sonnet. In enkele strofische natuurgedichten heeft hij een hoogtepunt van uitbeeldingsvermogen en levensaanvaarding bereikt. Ondanks zijn geringe produktiviteit, die tot éen bundel Verzen [1900] beperkt bleef, is Van Langendonck door zijn nobele en tragische persoonlijkheid van zeer grote betekenis geweest voor de vernieuwing van de Vlaamse literatuur. |
|