Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd100. Henriëtte Roland Holst-van der Schalk [1869-1952]aant.Levensloop: Geboren te Noordwijk-Binnen. In 1896 gehuwd met r.n. roland holst [1868-1938], schilder en verdienstelijk prozaschrijver, later directeurhoogleraar van de Academie voor beeldende kunsten. Woonachtig te Laren, later te Bloemendaal, en na de dood van haar man meest in Amsterdam. Na haar overgang tot het socialisme [1897] actief in de sociale strijd. Sympathie voor de Russische revolutie. Propaganda voor het communisme. In 1921 reis naar Rusland. Omstreeks 1925 overgang tot een religieus-socialistische levensbeschouwing. Eredoctor van de Universiteit van Amsterdam, 1947. In 1893 debuteerde Henriëtte van der Schalk in de Nieuwe Gids met enkele sonnetten die de aandacht trokken. Opmerkelijk is het, hoe de strenge sonnetvorm door vrijer ritme en sterk enjambement bij haar een geheel ander karakter gekregen heeft dan bijv. bij Perk [Sonnetten en Verzen in terzinen geschreven; 1895]. Deze eerste poëzie is vol eenzame bespiegeling. Tot rijke bloei kwam haar kunst, toen zij uit haar nieuwe idealen bezieling kreeg. Een sterk gemeenschapsgevoel kenmerkt deze poëzie: De nieuwe geboort [1903]; Opwaartsche wegen [1907]. De gevoelens van verlatenheid, na de pijnlijke breuk met haar geestverwanten [1910] komen tot uiting in De vrouw in het woud [1912], waarvan de titel op duurzame invloed van Dante wijst. In optimistischer toon staat daarnaast de bundel Het feest der gedachtenis [1915], een | |
[pagina 139]
| |
toekomstbeeld: de viering van de overwinning van het communisme. Na het sterven van haar moeder ontstond Verzonken grenzen [1918], met dichterlijk-mystieke gedachten over dood en eeuwigheid. Kenmerkend voor haar heldenverering zijn het drama Thomas More [1912], de levensbeschrijving van Rousseau [1912] en het boeiende verhaal van Garibaldi's streven naar een vrij Italië: De held en de schare [1920]. Van haar meeleven met de grote gebeurtenissen in Rusland getuigde reeds in 1910 het ‘lyrisch treurspel’ De opstandelingen, waarin de schrijfster geen realistisch beeld wilde geven, maar een algemene verbeelding van de proletarische revolutie, naar aanleiding van de mislukte opstand in 1905. Als overtuigd communiste koos zij motieven uit de grote Russische revolutie in haar drama's Het offer [1921], De kinderen [1922] en Arbeid; dit laatste is opgenomen in de lyrische bundel: Tusschen twee werelden [1923]. Omstreeks 1925 nam haar kritiek op Rusland toe, vooral ten aanzien van het gebruikte geweld. Invloeden van de Indische ethiek, tezamen met moderne stromingen in het Europese socialisme, maakten haar van communiste tot radicaal gericht religieus-socialiste. Haar episch-lyrische werk Heldensage [1927] is van Rusland zowel een loflied als een afscheid. In hetzelfde jaar verscheen Verworvenheden, de bundel waaruit de nieuwe overtuiging spreekt. In 1929 volgde Vernieuwingen, in 1934 Tusschen tijd en eeuwigheid, gedichten van verzoening met ouderdom en naderende dood. Een grote activiteit toonde Mevrouw Roland Holst in deze laatste periode als schrijfster van lekenspelen en als biografe. In opdracht van verschillende verenigingen schreef zij o.a. Kinderen van dezen tijd [1931], De moeder [1932], De roep der stad [1933]. Sterk persoonlijk gekleurde levensbeschrijvingen ontstonden van Tolstoi [1930] - het hoogtepunt van al haar biografische werk -, van Gezelle [1931], Herman Gorter [1933], Rosa Luxemburg [1935] en R.N. Roland Holst [1941]. In de oorlog verscheen een klein getal verzen onder de titel: De loop is bijna volbracht. Haar laatste bundel is getiteld Wordingen [1949]. Als tachtigjarige stelde zij haar levensherinneringen te boek in Het vuur brandde voort [1949]. |
|