Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd85. Verriest; Rodenbach; Pol de Montaant.In West-Vlaanderen werkte de invloed van Guido Gezelle door, o.a. bij diens leerling, de priester hugo verriest [1840-1922], die evenals Gezelle als leraar verbonden was aan het Klein-Seminarie te Roeselare, maar ook verbannen werd. Als pittig prozaschrijver deed hij zich kennen in de biografische schetsen Twintig Vlaamsche koppen [1901]. Als leidsman en redenaar gevierd, stierf hij te Ingooigem. Verriest was de leermeester van de begaafde albrecht roden- | |
[pagina 119]
| |
bach [1856-1880], student te Leuven, die in 1878 zijn Eerste gedichten uitgaf, en zijn beste krachten wijdde aan het Wagner-achtige drama in verzen Gudrun, dat eerst na zijn vroege dood gedrukt werd. Als hij, met zijn werkkracht en strijdlust, langer geleefd had, zou hij misschien de leider van het jonge Vlaanderen geworden zijn, althans van het katholieke volksdeel. Zijn pathetische poëzie, waar allerlei invloeden uit de wereldliteratuur in merkbaar zijn, mist de zuiverheid van Gezelle, maar is moderner in haar menselijke problematiek. Evenals Rodenbach is zijn Leuvense studievriend pol de mont [1857-1931] een wegbereider geweest. Veel vrijzinniger van overtuiging, was hij tegelijk veel esthetischer van stijl; hij sluit nauw aan bij de richting Dautzenberg-Van Droogenbroeck. Met talrijke bundels [o.a. Lentesotternijen, 1881; Idyllen, 1882; Fladderende vlinders, 1885] maakte hij zich populair, tot de generatie van ‘Van Nu en Straks’ zijn werk als ondiepe mooischrijverij terzijde schoof. Door zijn medewerking aan Noord-Nederlandse tijdschriften, en zijn belangstelling in de nieuwe Nederlandse kunst heeft hij de literaire samenwerking van Zuid en Noord bevorderd. Als folklorist en cultuurhistoricus heeft Pol de Mont voortreffelijk werk verricht. Na meer dan twintig jaar als dichter te hebben gezwegen, publiceerde hij in 1922 de bundel Zomervlammen. |
|