Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd79. De poëzie omstreeks 1870 in Zuid-Nederlandaant.De invloed van Bilderdijk en van Tollens is ook in de Vlaamse dichtkunst lang blijven doorwerken. Het nationale, het huiselijke, het vrome en het sentimentele kenmerken de meest-gelezen bundels uit deze periode. Bijzonder populair in Zuid en Noord werd de Antwerpse leraar jan van beers [1821-1888], wiens poëzie evenwijdig loopt met de dorpsverhalen van Conscience: ook bij hem vinden we het leven van nederigen en misdeelden gevoelig en idealiserend beschreven. In zijn eerste bundel, Jongelingsdroomen [1853], overheerst een ziekelijk-weemoedige stemming [De zieke jongeling] later getemperd door zijn belangstelling in het leven. Meer gerijpt is zijn kunst in de bundels: Levensbeelden [1858] en Gevoel en leven [1868], waarin o.a. zijn grootste en best geslaagde gedichten De Bestedeling en Begga. Zijn streven naar eenvoud en schilderachtigheid gaat samen met zelfkritiek en kieskeurigheid. De verzen uit de jaren 1880-1884 werden bijeengebracht in zijn laatste bundel, Rijzende blaren. Realistischer is het werk van de Gentenaar j. vuylsteke [1836-1903], een strijdvaardig liberaal, vriend van Multatuli. In zijn gedichten geeft hij niet enkel uiting aan de opgewonden Vlaams-nationale romantiek van de studentenbonden, maar ook aan persoonlijker gevoelens van verliefdheid, skepsis en spot: Uit het studentenleven [1868]. | |
[pagina 112]
| |
Het spoor van Dautzenberg werd gevolgd door jan van droogenbroeck [1835-1902], een onderwijzer, die grote technische kunststukken verrichtte door Rückerts Oosterse poëzie in het Nederlands over te brengen [Makamen en ghazelen, 1866, onder het pseudoniem jan ferguut]. Het zoeken naar nieuwe vers-maten, verklaarbaar als een reactie tegen de dreun van de retorische poëzie, vond een andere uiting in de poging om het vrije ritme van het middeleeuwse vers in ere te herstellen. Dat geschiedde door julius de geyter [1830-1907], die de Reinaert in nieuw-Nederlandse verzen bewerkte, met behoud van het oude ritme [1874], en in diezelfde versmaat zijn Keizer Karel en het Rijk der Nederlanden [1888] schreef. |
|