Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd71. Eduard Douwes Dekker [1820-1887]aant.Levensloop: Geboren te Amsterdam. In 1838 naar Indië. Achtereenvolgens klerk bij de Rekenkamer, controleur op Sumatra's Westkust, secretaris van Menado en assistent-resident te Ambon [1852]. Gehuwd met Everdina van Wijnbergen: Tine [1846]. Na Europees verlof geplaatst als assistent-resident van Lebak [1856]. Ontslagaanvrage wegens een principieel conflict. Omzwerving in Europa. Ook na 1860 een armoedig bestaan te Amsterdam. Hij leefde van zijn schrijven, van lezingen, van giften. Door eigen schuld van zijn vrouw vervreemd. Tweede huwelijk na haar dood. Laatste deel van zijn leven in Duitsland; gestorven te Nieder-Ingelheim. Douwes Dekker, die zich in Indië, buiten alle letterkundige traditie ontwikkeld had, werd in 1860 onder de schuilnaam multatuli [d.i. ik heb veel gedragen] in éen slag beroemd met zijn Max Havelaar: een autobiografische roman, in enkele weken op een zolderkamertje te Brussel geschreven en door bemiddeling van Jacob van Lennep gepubliceerd, die echter alle jaartallen en plaatsnamen wegliet. Dit hartstochtelijke boek van Europees formaat was allereerst bedoeld als een pleidooi voor de Javaan en voor herstel van het in Lebak geleden onrecht. In Max Havelaar tekende Multatuli zijn geïdealiseerde zelfportret. Maar het boek speelt op twee tonelen: Multatuli is ook Sjaalman, die de Droogstoppels heeft leren haten, en ze nu in een felle satire geselt. De samenstelling en de inkleding zijn opzettelijk-grillig om allerlei feiten en verhoudingen te kunnen belichten: de ambtelijke hiërarchie op Java; de mishandeling van de dessa-bewoners door de Javaanse vorsten; de belangen van de Nederlandse handelaren; de onkunde van de Hollandse burgerij inzake de koloniën. Zowel door de | |
[pagina 103]
| |
wereldhistorische problematiek van het koloniale vraagstuk als door het geniale, in allerlei stijlen wisselende taalgebruik, is de Max Havelaar het belangrijkste Nederlandse prozawerk van de negentiende eeuw. Blijkens de later gepubliceerde briefwisseling uit 1859-1860 voelde Multatuli zich wel degelijk kunstenaar, al was hij terecht verontwaardigd over de ‘mooi-vinderij’ van zijn boek door allerlei mensen die hem iedere reële hulp onthielden. Bij de Max Havelaar sluiten zich de Minnebrieven [1861] aan, waarvan de compositie nog bonter is: het boek begint met brieven aan Fancy en Tine, geeft dan o.a. de onovertroffen reeks parabelen: Geschiedenissen van gezag en de Kruissprook, naast bewijsmateriaal in de Havelaar-zaak. Veelzijdiger nog is de reeks Ideën [1862-1877], waarvan zeven bundels verschenen zijn. Daarin bindt Multatuli zich met geen enkele band: ‘ik zal geven: verhalen, vertellingen, geschiedenissen, parabelen, opmerkingen, herinneringen, romans, voorspellingen, paradoxen....’ Overeenkomstig dit program heeft hij zijn onafhankelijke commentaar gegeven over de meest uiteenlopende problemen, en een radicale strijd gevoerd tegen allerlei misstanden. De bundels Ideën zijn uitermate subjectief, naar inhoud en naar stijl. Zijn eigen martelaarschap, zijn profetische roeping stelt hij op de voorgrond. Vandaar de toon van gezag, die aan zijn populaire wijsbegeerte in de ogen van vele jongeren een bekoorlijke diepzinnigheid verleende. Zijn bestrijding van godsdienst en kerk ontaardt soms in spot en profanatie. Maar onbetwistbaar werd hij gedreven door een oprechte en hartstochtelijke liefde tot werkelijkheid en waarheid. Hij haatte elk dogma, elke doctrinaire en conventionele beschouwing, hij schudde de gewetens wakker en werd de apostel van de vrije gedachte. Op velerlei gebied uitte hij denkbeelden die vruchtdragend geworden zijn, zelfs waar ze op dilettantische kennis berustten. Op maatschappelijk gebied ging hij voort met de wonde plekken van het Indisch bestuur bloot te leggen. In Nederland wees hij op de platheid van de ideaalloze klein-burgerlijke maatschappij, op de zwakheid van de liberale leer, op de schande van het pauperisme. Ook in de literaire kritiek was hij hartstochtelijk en fel, bijv. in de vlijmscherpe ontleding van Bilderdijks Floris V. Bewonderend noemde Busken Huet hem de ‘virtuoos van het sarkasme’. | |
[pagina 104]
| |
In de Ideën komen enkele grote samenhangende stukken voor, o.a. het drama in verzen: Vorstenschool [deel IV; 1872], en de geschiedenis van Woutertje Pieterse, met langdurige onderbreking in twee gedeelten verschenen, nl. in I-II [1862-1864] en V-VII [1871-1877]. Zowel in het drama als in deze roman heeft Multatuli zijn ‘ideeën’ in beeld willen brengen. In koningin Louise is het ideale koningschap belichaamd: door haar mond verkondigt Multatuli zijn sociale beschouwingen. Al zijn de intrige en sommige tonelen zwak door onwerkelijkheid, het heeft groot succes gehad door Multatuli's geestige spot en de idealistische strekking. Woutertje Pieterse is bedoeld als de ‘opvoeding van een mensenzieltje’, de botsing van een dichterlijk aangelegd wezen met de kleinzielig-burgerlijke omgeving. In menig toneel toont zich Multatuli's eigenaardig talent, zijn bijtende satire, van de sterkste kant. Maar het verhaal verloopt telkens in uitweidingen [De Bakerpreek], en bleef onvoltooid. Naast de Max Havelaar behoort dit tot het beste dat Multatuli schreef. Afzonderlijk verschenen nog o.a. de ironische Duizend-en-eenige hoofdstukken over specialiteiten [1871], en Millioenenstudiën [1873], geschreven naar aanleiding van eigen speelbank-ervaringen, Multatuli heeft een machtige invloed geoefend. Geen negentiende-eeuws schrijver en denker had zoveel vijanden, maar ook zoveel dwepende bewonderaars. Voor de prozakunst der jongeren is hij de wegbereider geweest; de verlatijnste periodenbouw heeft hij vervangen door gepassioneerd praten en natuurlijke uiting. Behalve met zijn Max Havelaar, dat door een paar dozijn vertalingen tot de wereldliteratuur is gaan behoren, heeft Multatuli zijn geniale schrijverschap vooral bewezen in zijn aforismen en zijn parabelen: twee literaire vormen die van de schrijver het uiterste eisen van concentratie en beeldend vermogen. Ook later heeft niemand hem daarin geëvenaard. |
|