Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
64. Hendrik Jan Schimmel [1823-1906]aant.Levensloop: Geboren te 's Graveland. Van 1836-1842 op het notariskantoor van zijn vader. Na de dood van zijn vader naar Amsterdam verhuisd. Betrekking bij 't agentschap van de schatkist. Belangstelling voor het toneel. In 1849 bij de Handelmaatschappij. Van 1851-1867 in de Gids-redactie; sedert 1854 redacteur van ‘Nederland’. In 1863 directeur van de Amsterdamsche Crediet Maatschappij. Zijn laatste levensjaren ambteloos in het Gooi. Schimmel is van bijzonder belang aangezien bij hem de historische romantiek zich heeft geuit in de vormen van het toneel. Zijn derde stuk, Twee Tudors [1847], werd aangenomen en gespeeld. Aangemoedigd door het succes, liet hij er tussen de jaren 1847 en 1852 nog een zestal volgen, o.a. de vaderlandse drama's Joan Wouters [1847] en Oranje en Nederland [1849]. Potgieter schreef een uitvoerige studie over dit dramatische werk, waarin hij op de gebreken wees, o.a. een te grote invloed van zijn voorbeelden [Victor Hugo, Schiller] en de opgeschroefdheid in de stijl. Maar hij had van Schimmels talent grote verwachtingen, en nam hem in de Gids-redactie op. Sedert 1853 ging Schimmel zich op de roman toeleggen, al bleef hij in het toneel belang stellen [het Toneel-verbond, de Toneel-school], en ook er voor schrijven. Zijn beste werk is het drama in verzen Struensee [1868], gebaseerd op motieven uit de geschiedenis van Denemarken. In zijn romans en novellen volgde hij het voetspoor van Potgieter en Bosboom-Toussaint. De tijd van Jan de Witt en Willem de Derde, in Nederland en Engeland, die hij bij voorkeur bestudeerde, leverde hem de stof voor veel van zijn romans, die hij in zijn vrije avonduren schreef. Daarvan noemen we: Een Haagsche Joffer [1856]; Mary Hollis [1860]; Mylady Carlisle [1864]; Sinjeur Semeyns [1875]; De vooravond der revolutie [1886]; De kaptein van de lijfgarde [1888]. Hun kundige bouw, hun betrouwbare historie-schildering en hun scherpzinnige dialoog vergoeden het wat al te schoolse van zijn schrijftrant. Evenals mevrouw Bosboom-Toussaint beproefde ook Schimmel zijn krachten aan de burgerlijke roman. Maar Het gezin van Baas van Ommeren [1870] stond ver achter bij zijn historische werken. Een tweetal latere pogingen om een negentiende-eeuwse roman te schrijven, hadden geen beter succes. Merkwaardig is nog het autobiografische geschrift Jan Willem's levensboek [1896]. |
|