Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
61. Anna Louisa Geertruyda Bosboom-Toussaint [1812-1886]aant.Levensloop: Geboren te Alkmaar. Van haar achtste jaar opgevoed bij grootouders te Harlingen. In 1830 naar Alkmaar: studie voor het onderwijs. Huisonderwijzeres te Hoorn [1833]. Naar Alkmaar terug. Door haar romantisch werk in aanraking met de Gidskring. Verloving met Bakhuizen van den Brink; na diens vertrek uit Nederland verbroken. In 1851 gehuwd met de beroemde schilder Johannes Bosboom. Sindsdien in Den Haag gevestigd. De eerste roman-proeve van Truitje Toussaint, Almagro [1837], stond sterk onder Engels-romantische invloed. Na haar tweede boek, De Graaf van Devonshire [1839] werd zij door De Gids geprezen en in vaderlandse richting geleid. Met Het Huis Lauernesse [1840], een roman uit de hervormingstijd, schiep zij haar meesterstuk. Als overtuigd Protestante, sympathiserende met het Réveil, bleef zij voor de ‘bekeringsheld’ voorliefde gevoelen. In haar werk vindt de richting-Drost een voortzetting. Haar grootste prestatie, op degelijke historische studie berustende, is de omvangrijke Leycester-cyclus [1846-1855]: Leycester in Nederland; De vrouwen uit het Leycestersche tijdvak; Gideon Florensz. Onder haar talrijke andere vaderlandse novellen en romans treft vooral De Delftsche wonderdokter [1870] dat ook een bekeringsgeschiedenis als thema heeft, zodat Busken Huet schertsend van haar neiging tot ‘inwendige zending’ sprak. In de verhaaltrant en de beschrijving zijn deze romans breedvoerig; in de gesprekken niet zelden wat stijf-onnatuurlijk. De taal is opzettelijk oudmodisch gekleurd; door geschiedkundige bijzonderheden en uitweidingen lijden ze aan overlading, maar in de schildering van toestanden en karakters is het werk van Mevrouw Bosboom-Toussaint veel dieper en menskundiger dan dat van Van Lennep. Opmerkelijk is dat zij in haar laatste periode de historische roman verlaten heeft, en onder Franse invloed een viertal proeven van moderne zeden- en karakterromans heeft gegeven. De meest bekende daarvan is: Majoor Frans [1874], geschreven in brief-, of eigenlijk in dagboekvorm, toen het vraagstuk van de vrouwenemancipatie actueel begon te worden. Ook hierin overtreft ze Van Lennep, al kan haar werk de vergelijking met dat van grote buitenlandse auteurs [b.v. George Eliot] niet doorstaan. |
|