Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd56. Historische samenhangaant.Het geslacht dat omstreeks 1835 in onze letterkunde optrad, bracht nieuw leven. Door hun werk ontstond er een nationale romantiek die het ideaal in het vaderlands verleden vond, en een eigen letterkunde tot bloei zocht te brengen. Na een kortstondig bestaan van het tijdschrift De Muzen werd De Gids onder leiding van everhardus johannes potgieter, 1808-1875, de drager van deze denkbeelden, die van grote invloed zijn geweest op de ontwikkeling van onze letterkunde. Op voorbeeld van Scott en Hugo wijdden jonge prozaïsten zich aan de historische roman waarvoor de Amsterdamse hoogleraar | |||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||
david jacob van lennep, 1774-1853, dichter van de Hollandsche duinzang in een befaamd geworden verhandeling over Het belangrijke van Hollands grond en oudheden voor gevoel en verbeelding [1827] had gepleit. Onze voornaamste schrijvers van historische romans zijn:
Het geslacht dat omstreeks 1850 optrad [geboren ± 1820], volgde grotendeels nog de wegen die De Gids gewezen had, bijv. hendrik jan schimmel, 1823-1906. Ook in versvorm kwam het romantisch-nationale levensgevoel tot uiting, o.a. bij de Rotterdamse dichter adriaan van der hoop, 1802-1841, die door de Gids-beweging op de achtergrond gedrongen werd. Bescheidener zijn de gedichten van de Amsterdamse arts jan pieter heye, 1809-1876, die als redacteur van De Muzen en medewerker aan De Gids een ondergeschikte rol heeft gespeeld. Een late, maar zuivere uiting van de historische romantiek is het verhalende dichtwerk van willem jacobsz. hofdijk, 1816-1888. Enigszins afzonderlijk staat, als vertegenwoordiger van de katholieke romantiek in Noord-Nederland josephus albertus alberdingk thijm, 1820-1889. In Zuid-Nederland, waar het groeiende taalbewustzijn tot pathetischer kunst inspireerde, behoren tot deze generatie de dichters:
Intussen is de historische roman met de daaraan verwante nationale poëzie niet de enige uiting van de romantiek in onze letteren. Van groot belang is eveneens de opkomst van de humoristische novelle, waarbij ook voornamelijk de Engelse letteren [Lawrence Sterne; Lamb; later Dickens] het voorbeeld zijn geweest. Deze | |||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||
humor, die ook in gedichten beoefend werd, beleefde omstreeks 1840 een bloei, vooral in de kringen van jonge protestantse theologen. De belangrijkste daarvan is de schrijver van de Camera nicolaas beets, 1814-1903. Predikanten waren eveneens de prozaschrijvers
zich veroorloven kon ambteloos te leven. Met zijn koddige Gedichten van den Schoolmeester, eerst na zijn dood gebundeld, maakte hun tijdgenoot gerrit van de linde, 1808-1858, een zekere naam. Een afzonderlijke positie heeft de remonstrantse predikant petrus augustus de genestet, 1829-1861. Terwijl na het midden van de eeuw het historische en de humor zich verzwakt voortzetten, komt als nieuwe vorm de dorpsnovelle op, die behalve door Conscience ook met succes beoefend wordt door
In de poëzie gaan huiselijkheid en godsvrucht overheersen; sentimentele genrestukjes hebben succes. Typerend is de Vlaamse dichter jan van beers, 1821-1888. Op velerlei terrein is de geniale figuur van Multatuli, d.w.z. eduard douwes dekker, 1820-1887, non-conformist en opposant, zoals met veel geringer felheid ook
Geheel deze kwarteeuw weerspiegelt zich in het kritische werk van conrad busken huet, 1826-1886. In dezelfde tijd dat de Vlaamse poëzie de traditionele wegen ging, weinig verschillend van de Hollandse, ontwikkelde zich in West-Vlaanderen een oorspronkelijk en groot kunstenaar, die aanvankelijk meer miskenning dan bewondering ondervond maar tenslotte alle anderen bleek te overtreffen, namelijk de priester-dichter guido gezelle, 1830-1899. In zijn werk, zo goed als in dat van Busken Huet en Multatuli, ligt de overgang naar een nieuw tijdvak van literaire bloei. |
|