Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
48. Johannes Kinker [1764-1845]aant.Levensloop: Geboren te Nieuwer-Amstel. Studie in de rechten. Advocaat in Den Haag en Amsterdam. Van 1817 tot 1830 hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde te Luik. Laatste deel van zijn leven ambteloos te Amsterdam. Naast Bilderdijk, en in veel opzichten tegenover Bilderdijk, is Kinker als letterkundige en als denker een man van betekenis geweest. Zijn eerste bundeltje minnepoëzie: Mijne minderjarige Zangster [1785], deels rijmloos, in de trant van Bellamy, werd om de grote dartelheid slecht ontvangen. Als criticus zette hij in zekere zin het vernieuwende werk van Bellamy voort, door in zijn tijdschrift De Post van den Helicon [1788] conventionele onbeduidendheid en sentimentaliteit te hekelen. Dit weekblad, dat op geestige wijze allerlei dierbare illusies en gevestigde reputaties aantastte, heeft maar veertig nummers beleefd. De invloed ervan is, mede door de tijdsomstandigheden, beperkt gebleven. Kinker bezat een levendige belangstelling voor filosofische studie en voelde zich in het bijzonder aangetrokken tot de kritische wijsbegeerte van de grote Duitse denker Kant. Toen Feith uit naam van het christendom deze filosofie op weinig houdbare gronden veroordeeld had in zijn berijmde ‘Brieven aan Sophië’, nam Kinker de verdediging op zich in de scherpzinnige en deskundige Brieven van Sophie aan mr. R. Feith [1807]. Geïnspireerd door deze moderne wijsgerige opvattingen schreef Kinker enkele grote gedichten [o.a. Het Alleven of de Wereldziel], waarin ook invloed aanwijsbaar is van Schillers poëzie. De publikatie van zijn Gedichten [3 dln; 1819-1821] vond weinig weerklank, mede omdat de filosofische vraagstukken die daarin gesteld werden en de wijze waarop Kinker ze behandeld had, geheel vreemd waren aan de sfeer van het toen heersende conservatief-traditionele protestantisme. De poëzie was voor Kinker geen gevoelsuitstorting of aangename ontspanning, maar ‘gekristallizeerde filozofie’. Met zo'n opvatting stond hij vrijwel alleen. Ook bij latere generaties heeft hij over het algemeen niet méer dan een gereserveerde waardering gevonden. Het pittige proza van deze denker, en zijn beschouwingen over esthetische en taalkundige kwesties verdienen met ere naast die van Bilderdijk genoemd te worden. |
|