Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
45. Jacobus Bellamy [1757-1786]aant.Levensloop: Tot zijn 22ste jaar bakkersknecht te Vlissingen. Voortgeholpen om in de theologie te studeren. Bewonderd in zijn Utrechtse studentenkring [Dulces ante omnia Musae]. Vurige deelname aan de patriottische beweging [Ondaatje]. Geen roeping voor het predikambt. De jonge Bellamy, die zijn eerste produkten onderwierp aan de kritiek van dichtgenootschapsleden, kwam als Utrechts student in de nieuwe stroming. In de Gezangen mijner jeugd [1782], waarin hij zijn geliefde Francina Baane als Filis bezingt, is zijn liefde voor de Duitse poëzie merkbaar. In de rijmloze verzen - een reactie tegen de rijmsleur - volgde hij Duitse modellen. Onder de jongeren werd zijn talent buitensporig bewonderd. In 1785 verscheen een bundel patriottische poëzie, Vaderlandsche Gezangen van Zelandus, eerst als vliegende blaadjes gedrukt, waarin de bezieling al te zeer in opgewondenheid ontaardt. In hetzelfde jaar publiceerde hij nog een bundel Gezangen. De bekende vertelling Roosje, de eerste sentimentele en burgerlijke ballade in onze literatuur, verscheen in een verzameling Bijdragen voor het verstand, den smaak en het hart, die hij met zijn vrienden samenstelde. Daarin komt ook nog een andere zijde van Bellamy's talent voor den dag: hij wilde, evenals Van Alphen, als kritisch leidsman optreden. In 1784 begon hij met enige vrienden een soort tijdschrift uit te geven, De Poëtische Spectator, waarin verschillende merkwaardige bijdragen staan, die echter zowel door Bellamy's vroege dood als door de politieke ontwikkeling geen duurzame invloed hebben uitgeoefend. |
|